| |
Tweede hoofdstuk,
waarin de lezer kennis maakt met een jonge Erfgename, hoedanige er naar de meening van vele ongehuwde heeren heden ten dage te schaars gevonden worden, alsmede met een avonturier, zoo als men er nog genoeg aantreft.
Onder de aanzienlijke vreemdelingen, die omstreeks de helft der zeventiende eeuw in dienst dezer Landen stonden, was er naauwlijks een, die, wat afkomst en geboorte betrof, kon gelijk gesteld worden met Henry Charles de la Tremouille, Prins van Tarente en Talmond, Hertog van Thonars, Pair van Frankrijk en Ridder der doorluchtige orde van den Kouseband. Wat zijn krijgsbekwaamheden betreft, moeilijk valt het, daarover eenig oordeel te vellen: wel had hy zich voor 1648 in Hessische dienst onderscheiden; maar sedert hy, by den vrede van Munster, in die van Holland getreden was, had er geene gelegenheid voor hem bestaan om eenig bewijs van zijn verdiensten als veldoverste te leveren. Te lande was er geen oorlog geweest; en maar enkele Staatsche legerbenden hadden aan de tochten buiten Nederland, onder
| |
| |
anderen aan den krijg, in Denemarken gevoerd, kunnen deelnemen. Des niet te min stond de Prins van Tarente in hoog aanzien, vooral by de Staten van Holland. Sedert dat de troonsbestijging van Karel II, het intrekken van de uitsluiting des Prinsen van Oranje had ten gevolge gehad, en de Prinsgezinden alles in 't werk stelden om den jongen Vorst tot de hooge krijgsambten zijner voorvaderen te doen verheffen, kwam het natuurlijk met de politiek van Jan de Witt en die van zijnen rade overeen, zorg te dragen, dat er steeds iemand onder de hoofdofficieren van het Staatsche leger ware, aanzienlijk genoeg door geboorte en naam, om tegen den zoon van Willem II, in de weegschaal geplaatst te worden: en zoodanig eenen vonden zy in den Prins van Tarente, die daarom ook te dien einde door hen, gelijk men 't noemt, in petto gehouden werd; terwijl hem daarby door de Staten-Generaal het bevel over de vesting 's Hertogenbosch was opgedragen: een betrekking, waarin hy zich by voortduring ten genoege zijner lasthebbers kweet.
Eindelijk scheen zich een gelegenheid te zullen opdoen om hem in 't veld te roepen. Een geschil tusschen de Staten-Generaal en den Bisschop van Munster, die in 't laatst van 't jaar 1663 de op de grens van onzen Staat gelegen Dylerschans by verrassing had ingenomen en bezet hield, deed een oorlog voorzien en had een wapening ten gevolge. Aan den Stadhouder van Friesland, Prins Willem Frederik, werd het opperbevel toevertrouwd over de troepen van den Staat, en aan den Prins van Tarente dat over de Ruitery; terwijl deze den last ontving, om zich onmiddelijk naar Deventer te begeven en aldaar zijn hoofdkwartier te vestigen.
Minder dan haar echtgenoot was de Princes van Tarente over de hem opgedragen nieuwe betrekking te
| |
| |
vrede: en, oordeelende, dat het verblijf in 's Hertogenbosch na 's Prinsen vertrek haar weinig genoegen en verstroojing zou verschaffen, besloot zy, met zijn goedvinden, zich met haar kinderen naar den Haag te begeven.
Nu geviel het, dat, toen de tijding van 's Prinsen benoeming kwam, zich te zijnen huize een juffer uit Zeeland bevond, waarmede de Princes in den Haag kennis gemaakt, en die zij verzocht had eenige weken by haar te komen doorbrengen. Dewijl, ten gevolge der voorgenomen afreis uit den Bosch, een gedeelte van 's Prinsen huisraad ingepakt, een ander gedeelte geborgen of verkocht moest worden, werd het moeilijk, langer een logeergast te houden. Bovendien moesten in den Haag de noodige toebereidselen worden gemaakt om de Princes en haar gevolg te ontfangen: en diensvolgends vond de Prins goed, zijn koetsier. Nikolaas genaamd, een man van erkende geschiktheid en trouw, naar de Hofstad vooruit te zenden, om aldaar alles te regelen voor de ontfangst der Princes, terwijl hy tevens aan de bewuste juffer op hare reis derwaarts tot geleider strekken en haar een geschikt logies bezorgen zou. - Zulks geschiedde dan ook dien overeenkomstig, en, na dat aan de vrienden der Juffer van haar aanstaande overkomst bericht was gezonden, ging deze, in 't begin der maand Maart 1664, met hare kamenier en den getrouwen Nikolaas op weg naar 's Gravenhage.
Dan, terwijl wy haar een voorspoedige reis en behouden aankomst ter bestemmingsplaats toewenschen, dienen wy deze gelegenheid waar te nemen, om den lezer eenigzins nader met haar bekend te maken, te meer, daar zij in ons verhaal wel een zeer lijdelijke, maar toch een hoofdrol spelen moet.
Katharina van Orleans stond, ondanks haar wijdklin- | |
| |
kenden naam, in geene betrekking hoegenaamd tot dat vorstelijk Huis, hetwelk later aan Frankrijk een Regent en een Koning schonk. Of een harer voorvaders zich uit de stad of uit het Hertogdom van dien naam naar de Nederlanden metter woon verplaatste, en zich sedert naar de plaats zijner herkomst noemde, is ons onbewust; dit alleen weten wy, dat de vader van onze heldin aan de aanzienlijkste geslachten zoo van Holland als van Zeeland vermaagschapt was, en dat zy, by den dood van hare ouders, zich, op nog jeugdigen leeftijd, eigenaresse vond van talrijke en uitgebreide goederen in beide gewesten. Tot voogd was over haar aangesteld haar oom van moederszijde, de Heer Rixen, Raadsheer in den Hove van Holland, en daar volgends de privilegiën van dat Hof, niet alleen zy, die daarby eenig ambt, hoe gering ook, bekleedden, maar ook allen, die verwant waren aan die ambtenaren of Suppoosten - als de algemeene benaming luidde, - onder de bescherming stonden van het Hof, zoo werd ook zy, ten gevolge, van den post, door haar oom bekleed, niet alleen als zijn pupil, maar als die van het Hof zelf, beschouwd.
Ofschoon Katharina van Orleans een huis binnen de stad Zierikzee en een fraai zomerverblijf op het eiland Schouwen bezat, zoo oordeelde de Raadsheer Rixen het niet ongepast, dat zy althands een gedeelte van het jaar te 's Gravenhage zonde doorbrengen: eensdeels, omdat het haar, na den dood van hare ouders, wat al te eenzaam in een verlaten woning wezen zoude, en anderdeels, omdat hy haar in de Hofstad meer onder zijn oogen zoude hebben. De juffer zelve had er niets tegen, en, alhoewel de Raadsheer, ongehuwd zijnde, er niet naar ingericht was om haar tot zijnent te ontfangen, zoo ontbrak het echter niet aan bloedverwanten, die zich
| |
| |
bereid verklaarden, aan de jonge erfgename huisvesting te verleenen, noch aan meer bedaagde moeien of nichten, die er zich een genoegen van voorstelden, haar tot leidsvrouw in de Haagsche kringen te verstrekken. Dat zy daar, toen zy er in den winter van 1663 het eerst verscheen, met open armen ontfangen werd, zal wel geen betoog behoeven. Aan wien de beschaafde waereld ook het welkom moge toebrengen, zeker brengt zy het aan niemand met meer hartelijkheid toe, dan aan een jonge juffer, die aan een goed voorkomen een aanzienlijk vermogen paart. Geen wonder dan ook, dat de verschijning van Katharina van Orleans op de feesten en partyen der Haagsche Aristokratie algemeen opzien baarde, dat zy het onderwerp werd van aller gesprekken, zoo zelfs, dat men er die over den twist met Munster en de mogelijkheid van een breuk met Engeland om vergat, dat zelfs de Princes Douairière verlangde hare kennis te maken, en dat de jonkers van goeden huize als vlinders om haar heen fladderden.
Nu geviel het, dat zich te dien tijde in den Haag bevond zekere Edelman, met naam Johan Diederick de Mortaigne, wiens vader in den Duitschen oorlog loffelijk onder de Zweden gediend, en naderhand, als Opperbevelhebber der troepen van de Landgravin van Hessen, een glansrijke loopbaan afgelegd had en op het bed van eere gestorven was. Het vermogen, dat hy had nagelaten, hoewel niet gering, was echter ontoereikend geweest om te voldoen aan de behoeften van den jongen Mortaigne, die, van kindsbeen af, aan 't Hof en onder den lossen jongen adel van dien tijd verkeerd hebbende, een minnaar was van spel en vrouwen. Weldra had hy zijn deel in 's vaders erfenis op de vrolijkste wijze doorgebracht, en moest op middelen bedacht zijn, om zich
| |
| |
een nieuw vermogen te scheppen, dat niet slechts aan zijn geboorte en stand, maar ook aan zijn behoeften beantwoordde. Wel ware het hem licht gevallen, in Zweden, waar de naam zijns vaders nog steeds in eere bleef, een krijgsambt te verkrijgen: maar hy gevoelde geen opgewektheid voor als nog, om zich in het verre en koude Noorden te gaan begraven, zoo lang er, nader by de hand, nog kans scheen te zijn om voort te komen. Holland was in die dagen het Eldorado, het Kaliforniën, het beloofde Land, waar alle fortuinzoekers heen stroomden: onaanzienlijken, om zich door handel, nering of arbeid een bestaan te verschaffen: lieden van geboorte om. 't zij in krijgsambten. 't zij in diplomatieke betrekkingen, gebruikt te worden, of althands door de voorspraak en den invloed der hooge staatsdienaars uit alle Landen, waarvan 's Gravenhage by voortduring het vereenigingspunt scheen, vooruit te komen. Ook Mortaigne richtte naar Holland koers; en daar hy aan velen der aldaar gevestigde aanzienlijke vreemdelingen vermaagschapt of aanbevolen was, zag hy zich den toegang tot de voornaamste kringen geopend.
Niet vreemd is het, dat Katharina van Orleans, bevallig, jong, van goeden huize, en - wat het meest van alles zeide - meesteresse van haar vermogen, een prooi was, hoogst begeerlijk in de oogen van een geruïneerd Edelman als Mortaigne: dat hy zich by de eerste gelegenheid de beste aan haar liet voorstellen, en haar, telken reize als hy zich in haar gezelschap bevond, met beleefdheden en liefdesbetuigingen vervolgde: dat zy niet uit wandelen of uit rijden kon gaan, zonder Mortaigne te voet of te paard te ontmoeten; dat zy zich niet voor 't venster vertoonde, zonder dat hy er voorbyging en zijn gevederden hoed voor haar aflichtte: ja
| |
| |
dat zelfs des avonds, voor de deur van haar woonverblijf, muzijkstukken, door hem ter harer eere besteld, werden uitgevoerd. De Juffer van hare zijde toonde zich weinig gevoelig voor de oplettendheden, welke Mortaigne haar bewees, en behandelde hem met een onverschillige, konde beleefdheid, die weinig geschikt was om hem eenige hoop op goede uitkomst te doen voeden. Mishaagde hy haar werkelijk? Het valt moeilijk in een maagdenhart te lezen: vooral wanneer het een maagdenhart geldt, dat ongeveer twee eeuwen geleden klopte: dit is zeker, dat zoo Mortaigne geen reden had om zich op eenige, hem door de juffer betoonde, gunst te verheffen, geen ander mededinger naar hare hand betere kans scheen te hebben dan hy: zoo dat, zoo zy aan eenen onder hare aanbidders de voorkeur schonk, zy zulks niet dan heimelijk deed. Wy mogen hier alleen gissen, en dan gelooven wy voor ons, dat de achttienjarige maagd nog te veel behagen schepte in het vrolijke, onbezorgde leven dat zy leidde, dan dat zy den wensch zoude gekoesterd hebben, het zoo spoedig tegen de onzekere voordeelen van een huwelijk en de zorgen, aan een huishouden verknocht, te verruilen.
Bovendien, al ware zy zelve tot het aangaan van een huwelijk genegen geweest, gedurende haar minderjarigheid viel daaraan niet te denken: en haar voogd was de man niet, om, voor den door de wet bepaalden tijd, zich het beheer over haar vermogen te laten ontnemen, of te dulden, dat, door zwakke toegevendheid van zijne, zijde, haar fortuin in andere, wellicht on waardige, handen kwame.
Noch deze vaak herhaalde en genoegzaam bekende meening van den Raadsheer Rixen, noch de koelheid, door Katharina aan Mortaigne betoond, waren echter in
| |
| |
staat hem te doen afzien van zijn aanzoeken: en zulks te minder, na dat hy eens op een vrolijke party van jonge lieden, en toen de gemoederen door den wijn verhit waren, met zekeren Chavalleric, een Edelman des Graven van Kuilenburg, een weddingschap had aangegaan, dat Katharina van Orleans, binnen het jaar, goed of kwaadschiks, de zijne zoude wezen. Het te dier gelegenheid gesprokene was uitgelekt, en Rixen had er aanleiding uit genomen, om zijn pupil des te meer tegen alle kale jonkers, maar inzonderheid tegen een deugniet als Mortaigne, te waarschuwen.
Deze intusschen stoorde zich aan niets, bleef moed houden, en het voorwerp zijner aanbidding overal vervolgen. Zelfs toen de winter verstreken en zy, met het einde des voorjaars, naar haar landgoed op Schouwen vertrokken was, vertrok hy naar Zierikzee: en ofschoon hy, zoo menigmalen hy zich aan de poort van haar buitenverblijf vertoonde, beleefdelijk werd afgewezen, reed hy echter dagelijks den weg op en neder, die daar langs liep, en veroorzaakte hy niet weinig onrust aan twee oude nichten, die de jonge Erfgename tot haar gezelschap en bescherming by zich had: een onrust, die niet verminderde, toen zy nu en dan, by avond, lieden van een vrij verdacht voorkomen rondom de muren van het lusthof zagen rondzwerven, en zelfs van den tuinman hoorden, hoe er een overdekte schuit in de nabyheid op stroom bleef liggen, waarvan niemand de bestemming kende: al hetwelk aan een voorgenomen schaking deed denken. De nichten schreven hierover aan den Heer Rixen, die de zaak belangrijk genoeg achtte om zelf over te komen. Zijne komst deed alle voornemens tot uitvoering, indien zy werkelijk bestonden, te loor gaan: althands de schuit werd sedert niet meer gezien: en
| |
| |
weldra bleek het, dat ook Mortaigne Zierikzee verlaten had.
Intusschen, toen Katharina met het najaar van 1663 in den Haag terugkeerde, bevond zich ook haar yverige minnaar mede aldaar en hernieuwde hy zijn oplettendheden en aanzoeken, zeker indachtig het oude spreekwoord, dat de aanhouder wint. Zoo zeer vertoornde dit Rixen, dat hy met zijn ambtgenooten opzettelijk beraadslaagde, of er geen middel kon gevonden worden om hem langs den wettelijken weg de stad en des noods het land uit te krijgen: ja dat hy er half over dacht zich tot de Regeering van den Haag te wenden, om, door middel van deze, de politieke uitzetting van Mortaigne te bewerkstelligen. Hoogst welkom was in deze omstandigheden aan den Raadsheer het voorstel, hem door den Prins van Tarente gedaan, dat Katharina, met welke 's Prinsen echtgenoote in den hofcirkel kennis gemaakt had, den winter by hen te 's Hertogenbosch zoude doorbrengen. Hy gaf gewillig zijn toestemming, en waarschuwde tevens den Prins tegen de lastige aanzoeken en lagen van Mortaigne.
Naauwlijks echter was de juffer met het echtpaar naar den Bosch vertrokken, of Mortaigne reisde hen ook daar achterna. Het ging hem echter hier even onvoorspoedig als op Schouwen. Niet alleen werd hy, toen hy zich by den Prins van Tarente aanmeldde, door dezen alleen en zeer kort ontfangen, maar zelfs gaf hem de Prins te kennen, dat hy wèl zou doen zijn verblijf in den Bosch niet te verlengen. Ja het bleef hier niet by: de kamerdienaar van Mortaigne, Vollenhove genaamd, een listige en doortrapte knaap, hoedanigen zulk een meester behoefde, en die vroeger, in den Haag, door kennis te maken met de dienstboden by de familiën, waar Katharina logeerde, hare gangen altijd wist uit
| |
| |
te vorschen en er zijn meester van te onderrichten, had ook thands van dezen in last bekomen, zich, zonder zijn betrekking tot Mortaigne te verraden, zooveel mogelijk te vergewissen van hetgene er ten huize des Prinsen omging. Vollenhove was te dien einde de getrouwe bezoeker geworden van een herberg, waar ook Nikolaas, 's Prinsen koetsier, den tijd sleet, die hem van zijn dienstwerk overschoot. Zich voor een afgedankten rijknecht uitgevende, die een nieuwe dienst zocht, had hy in korten tijd, door zijn aardigen praat, de gunst en het vertrouwen van den niets kwaads vermoedenden Nikolaas weten te verkrijgen, en niet lang duurde het, of deze liet zich ontvallen, dat de Prins van Tarente over tafel zijn voornemen had te kennen gegeven, om den Jonker de Mortaigne, nu deze het verblijf binnen 's Hertogenbosch zoo aangenaam scheen te vinden, dat verblijf aldaar bestendig te maken, door hem te laten oppakken en in eene der kelders van den hoofdwal te sluiten om er zijn overige dagen in door te brengen. Dit bericht ontstelde onzen avonturier niet weinig: hy wist, dat de Prins, die, als Gouverneur der vesting, daar binnen een gezach bekleedde, 't welk niemand weêrspreken, veel min betwisten dorst, zeer licht een schijnbaren grond kon vinden, om hem, die een vreemdeling, en zonder bepaalde qualiteit was, als bespieder of als vagebond te laten oppakken en met dien glimp in de gevangenis te doen werpen, zonder dat er een haan naar kraaide: en zeer juist begreep hij, dat vrijheid in beweging en handelingen een voornaam vereischte was, zoo hy tot zijn doel wilde geraken. Hy blies dus onverwijld en zonder afscheidsbezoeken te geven den aftocht en keerde naar den Haag terug, zich met de gedachte troostende, dat het verblijf van Katha- | |
| |
rina van Orleans binnen 's Hertogenbosch niet eeuwig zou duren en zy t' avond of morgen de Hofstad wel weder bezoeken zoû.
Aldus stonden de zaken, toen, gelijk wy vroeger gezegd hebben, Katharina, vergezelschapt van haar kamenier en van Nikolaas, en bovendien, tot Breda toe, door het geleide van eenige welgewapende ruiters, tegen alle kwade ontmoetingen gewaarborgd, zich uit den Bosch op reis naar 's Gravenhage begaf.
|
|