Poëtische werken. Deel 11. Treur- en blijspelen. Deel 4
(1862)–Jacob van Lennep– Auteursrechtvrij
[pagina 232]
| |
Eerste tooneel.
montano en twee edellieden.
montano.
Wat onderscheidt gy van de hoogte in zee?
1e edelman.
Niets; want het is een hooggezwollen tij.
Ook 't best geoefend oog waar niet in staat,
Een zeil te speuren tusschen zwerk en zee.
montano.
De torens schudden van den zwaren wind.
Indien op zee de storm zoo hevig woei,
Wat kiel, die zulke vlagen weêrstand bood?
Wat zal 't gevolg van zulk een onweer zijn?
2e edelm.
Zoo 'k hoop, 't verstrooien van de Turksche vloot.
Heeft zy in tijds de reede niet gezocht,
Dan stond zy nooit zoo felle buien door.
Een derde edelman komt op.
3e edelm.
Goed nieuws, mijn Heeren! alle zorg heeft uit.
Zoo duchtig zijn de Turken door dien storm
Gehavend, dat hun plan verydeld is.
Een schip, dat straks de haven binnenliep
Was van de ramp getuige, die hun vloot
Geleden heeft.
montano.
Een schip?
3e edelman.
Een krijgsgaljoen.
't Heeft zeek'ren Cassio, een Veronees,
En held Otelloos wakk'ren luitenant,
Aan wal gezet. De Moor wordt zelf verwacht:
De Raad heeft hem 't bewind in hand gesteld.
montano.
Gewis, hy is die keuze dubbel waard.
'k Heb onder hem gediend: 'k weet, hy verstaat
| |
[pagina 233]
| |
Den plicht eens krijgs- en landvoogds in den grond.
De Hemel voer hem veilig naar deez' reê.
cassio komt op met gevolg.
cassio.
Den dapp'ren van dit eiland breng ik dank
Voor hun verknochtheid aan den eed'len Moor.
Hoe ook de ramp der Turken my verblijd',
Zijn afzijn baart my onrust in 't gemoed:
'k Verloor hem in een dreigend zeegevaar.
montano.
Heeft hy een stevig schip?
cassio.
Ja, zijn galei
Is sterk gebouwd, de stuurman wel beproefd:
En 'k ben niet zonder hoop.
(Van binnen.
Een zeil! een zeil!
cassio.
Wat luid gejoel!
montano.
Zie! 't volk stroomt naar de reê.
't Schijnt, dat een bark de haven binnen zeilt.
cassio.
O! mocht het die van onzen landvoogd zijn.
montano.
Hoor! 't schip begroet de vesting met geschut.
't Zijn vrienden voor het minst.
cassio tegen een der edellieden.
Ei! wees zoo goed,
En breng ons naricht, wie er is geland.
(2e edelman af.)
montano.
Is hy gehuwd, uw wakk're generaal?
cassio.
Het pronkjuweel der schoonen, nooit genoeg
Naar eisch geroemd, viel d' eed'len held ten deel.
Geen jong'ling in Venetiën, die niet
Zijn lot benijdt. - Welnu! wie kwam aan wal?
2e edelman, terugkomende.
Een zeek're Jago, die den Generaal
Als vend'rig dient.
cassio.
Kan 't wezen? Nu voorwaar,
Dan was fortuin hem gunstig op zijn tocht:
Het stormgeweld, de barning van de zee,
De blinde klip en 't opgehoopte zand,
| |
[pagina 234]
| |
Het roov'renbroed, tuk op verderf en buit,
't Heeft alles zijn vernielingszucht verzaakt,
En liet, getroffen door haar hemelsch schoon,
De onschatb're Desdemona veilig door.
montano.
Wie is die Desdemona, die gy roemt?
cassio.
Zy is 't, van wie ik sprak, des landvoogds gaê.
De trouwe Jago strekte haar tot gids:
Voorspoedig is haar overtocht geweest:
Want eerst na ons is zy op reis gegaan.
O goede God! bescherm Otello thands.
Dat storm en zee zijn vaartuig gunstig zij,
Opdat hy ras, geland aan deze kust,
Zijn echtvriendin aan 't minnend harte druk,
Een jeugdig vuur in aller borst ontsteek
En aan geheel dit eiland troost verschaf.
Maar ziet, o ziet! wat lading u uit zee
Wordt toegevoerd, wat ongelijkb're schat!
desdemona, emilia, jago, rodrigo en gevolg komen op.
Staart, Cyprioten! staart haar juichend aan,
De nieuwe Venus, die u 't zeenat schonk.
Heil, eed'le vrouw, en dubbel wellekom!
desdemona.
Ik dank u minzaam, eed'le Cassio!
Wat naricht kunt gy geven van mijn Heer?
cassio.
Hy is nog niet geland; doch ik vertrouw,
Hy is gezond, en zal hier spoedig zijn.
desdemona
Helaas! ik zorg... en waar verliet gy hem?
cassio.
De felle storm scheidde ons van een... doch hoor!
Daar viel een schot! - nog een! -
(Binnen)
Een zeil! een zeil!
montano.
't Saluut wordt voor de derde reis herhaald
En kondigt ons de komst van vrienden aan.
cassio.
Zie, wie het zijn.
(2e edelman af.)
| |
[pagina 235]
| |
(tegen Jago) Wees, Vend'rig! wees gegroet. (tegen Emilia)
Gun, dat ik u op Cyprus welkom heet,
Mevrouw! En, goede Jago! 't beige u niet,
Indien ik in dit heuch'lijk oogenblik
Uw gaê mijn hulde op deze wijs betoon.
(Hy kust Emilia.)
jago.
O! schonken u haar lippen evenveel
Als my haar tong schier alle dagen schenkt,
Gy hadt voor lang genoeg, heer luitenant!
desdemona.
Hoe nu! zy spreekt haast niet?
jago.
Maar al te veel!
Ik ondervind het dag aan dag, Mevrouw!
't Is waar, dat ze in uw byzijn voor een wijl
Haar gladde tong voorzichtig legt aan band,
En enkel met gedachten knort en kijft.
emilia.
Gy spreekt weêr zonder reden of bescheid.
jago.
'k Weet, dat gy schilderyen buiten 's huis
En wassen poppen in uw voorvertrek,
Maar wilde katten in uw keuken zijt,
Voor vreemden eng'len, duivels voor uw mans.
desdemona.
Foei, last'raar!
jago.
'k Ben een Turk als 't niet zoo is.
emilia.
Mijn lof zult gy niet schrijven.
jago.
Vraag dat nooit.
desdem.
Wat schreeft ge wel, zoo gy my prijzen moest?
jago.
Stel my, Mevrouw! nooit op zoo harde proef;
Want ik ben niets, ten zij ik gispen mag.
desdem.
Kom, doe uw best! - Ging iemand naar de reê?
jago.
O ja, Mevrouw!
desdemona ter zijde:
Ik ben niet opgeruimd;
Maar 'k moet myzelve een wijl geweld aandoen.
(tegen Jago):
| |
[pagina 236]
| |
Wel, hoe zondt gy mijn lof vermelden, zeg?
jago.
Ik peins er op; maar och, mijn dichtgenie
Komt uit mijn brein als lijm uit schapewol;
Het rukt mijn hersens meê. Dan hoor! 't is klaar:
Mijn muze gaat in arbeid en zy baart.
- Een jonge vrouw, die schoon bezit
En ook verstand daarby,
Trekt wis, door middel van het een,
Van 't andere party.
desdemona.
En, zoo zy nu verstandig is - maar zwart.
jago.
Zwart met verstand? Licht dat zy nog
Een witten man bekoort:
En dan brengt vast zoo'n aardig paar
Een broed van exters voort.
desdemona.
Nog fraaier!
emilia.
Stel nu, zy is schoon - maar dwaas.
jago.
Geen schoone, neen, was immer dwaas.
Want, heb ik 't recht gevat
Zy had nooit, zonder dwaas te zijn,
Een erfgenaam gehad.
desdemona.
Wat afgesleten sprookjes, die gy ons
Hier opdischt. Maar verhaal eens, welken lof
Schenkt gy aan haar, die leelijk is en dom?
jago.
Een vrouw moog' dom en leelijk zijn,
Zy pleegt, naar 'k zoû vermoên,
Dezelfde kuren, op haar tijd,
Als wijze en schoone doen.
desdemona.
O onbescheid! de slechtsten prijst gy 't hoogst.
Maar welken lof geeft gy der eed'le vrouw,
Die, zelve zich haar waarde en dengd bewust.
Met fier gelaat den laster zelf trotseert?
jago.
Zy, die op schoonheid roemen kan,
En echter need'rig blijft.
| |
[pagina 237]
| |
Die vlug en glad en cierlijk spreekt
En nimmer snapt of kijft,
Die, schoon haar nimmer geld ontbreekt,
Zich nooit opzichtig kleedt,
Die, schoon zy 't maar voor 't wenschen heeft,
Haar wil te temp'ren weet,
Die, waar zy, wel te recht verstoord,
Zich billijk wreken kon,
Steeds met een edelmoedig hart
Haar hartstocht overwon,
Die nimmer zich door grilligheid
Zoo ver vervoeren liet,
Dat ze om den naakten schelvischkop
Den kabiljaauw verstiet,
Die, schoon zy wijslijk wikt en weegt,
Nooit met haar wijsheid prijkt,
Die zich door vrijers volgen ziet
En toch niet om zich kijkt,
Dat is een vrouw - indien er ooit
Zoo'n achtste wonder was -
desdemona.
Welnu?
jago.
Wel waardig, dat zy narren zoog,
En bier schenk' by het glas.
desdemona.
O lam en zinloos slot! - Emilia,
Leer nooit van hem, al is hy ook uw man.
Zeg, Cassio! wat dunkt u? is hy niet
Een drieste en uitgelaten babbelaar?
cassio.
'k Beken, Mevrouw! hy spreekt wat al te vrij,
En krijgsman is hy beter dan poëet.
(Hy onderhoudt zich met desdemona.)
jago, ter zijde.
Hy vat haar by de hand! Goed zoo! in zulk een web zal ik een vlieg vangen, zoo groot als Cassio. - Ja, glimlach maar tegen haar, ga uw gang! ik | |
[pagina 238]
| |
zal u in uw eigen hoffelijkheid kluisteren. - Juist! zoo moet het gaan: als u zulke komplimenten uw luitenantsplaats niet kosten, dan hadt gy beter gedaan, uw drie vingers niet zoo dikwijls te kussen. Zeer goed zoo! Een fraaie buiging in der daad! - (Trompetgeschal) De Moor! ik ken zijn trompet.
cassio.
Zoo is het indedaad.
desdemona.
Wel haasten we ons,
Hem in 't gemoet te gaan.
cassio.
Hy nadert reeds.
(otello komt op met Gevolg).
desdemona.
O mijn gemaal!
otello.
Mijn schoone krijgsheldin!
Verbazing en verrukking streelt mijn zin
U hier voor my te zien. Mijn zielclust!
Volgt steeds op elken storm zoo zoet een rust,
Dan blaas de orkaan tot dat hy dooden wek
En heel het strand met. wrakken overdek.
O! nu te sterven, waar' my hemelvreugd:
Want 'k vrees, my is na dezen geen geneucht.
Zoo rein, zoo zoet, door 't gunstig lot bewaard.
Als die my thands dit blijde weêrzien baart.
desdemona.
Neen! dat Gods goedheid beter ons gedenk'
En elken dag verhoogde vreugde schenk
otello.
Daar zeg ik Amen op, mijn Desdemoon!
Maar toch, dit oogenblik is al te schoon,
Deez' zaligheid te rein. - Wel, dat dit vrij
Het grootst verschil, de grofste mistoon zij
Die immermeer weêrklinke in ons gemoed.
(Hy omhelst haar).
jago, ter zijde.
Die stemming, ja, is loffelijk en goed;
Maar, 'k wek, als ik die snaren eens bespeel,
Licht minder fraai geluid.
| |
[pagina 239]
| |
otello
Kom, naar 't kasteel!
Goed nieuws, goed nieuws, mijn vrienden! Deze dag
Heeft ons verlost van d' oorlog, zonder slag.
De Turken zijn verzwolgen in het meir.
- Hoe maken 't mijn bekenden van weleer? -
U toeft alhier, geliefde! een gul onthaal.
Ik vond hier trouwe vriendschap. - O, mijn taal
Mist elk verband, mijn waardste! en klinkt verward;
Maar blijde vreugd bezielt, bedwelmt my 't hart.
Ik bid n, brave Jago! ga naar boord:
Zorg, dat mijn goed ontscheept worde als 't behoort,
En 't volk naar eisch onthaald. - Kom, liefste, voort!
'k Heet nogmaals welkom u aan Cyprus boord.
(Allen vertrekken behalve jago en rodrigo).
jago.
Kom nader! - Indien gy moed hebt - en ik weet, dat zelfs de grootste, bloodaart, wanneer hy verliefd is, het hart hooger draagt dan hy van nature gewoon is - zoo luister. De luitenant zal zeker deze nacht de wacht krijgen aan het slotplein... maar eerst moet ik u dit zeggen: Desdemona is stellig op hem verliefd.
rodrigo.
Op hem? Onmogelijk.
jago.
Luister! Gy weet, hoe verzot zy op den Moor raakte, enkel omdat hy zwetste en haar ongelooflijke leugens opdischte: en zy zoû hem blijven beminnen om zijn benzelpraat? Wees niet zoo dom, dat gij dit ooit gelooft. Het oog wil ook wat hebben, en welk vermaak kan zy hebben met op den duur dien zwarten nikker te bekijken. Zal zy niet van zelve hare zinnen zetten op een liefelijk gelaat, overeenstemming van jaren, van zeden, van schoonheid: allen dingen, die den Moor ontbreken? En op wien zoû dan haar kenze spoediger vallen dan op Cassio, die buigzaam is, jong, wel ge- | |
[pagina 240]
| |
maakt, en behendig genoeg om van elke gelegenheid party te trekken.
rodrigo.
Neen! ik kan het van haar onmogelijk gelooven. Zy is door en door zedig en kuisch.
jago.
Zedig! ei kom! Zaagt gy het niet, zoo zy straks die beleefdheden van Cassio aanmoedigde? - Ik zeg u, zoo zy elkander niet reeds beminnen, zijn zy schoon op weg. - Foei! - Laat u door my gezeggen, ik heb u uit Venetiën hierheen gebracht. Zorg, dat gy t' avond mede aan de wacht zijt. Cassio kent u niet: ik zal in de nabyheid blijven. Zoek onder 't een of ander voorwendsel twist met hem te krijgen. Hy is opvliegend van aart: misschien slaat hy u: terg hem daartoe, dan zie ik de Cyprioten zoodanig tegen hem op te ruien, dat zy niet tot bedaren zijn te brengen, ten zij hy worde afgedankt. Zoo baan ik u een kortoren weg tot uwen wensch, en schuif den eenigen hinderpaal weg, die nog tusschen u en haar bestaat.
rodrigo.
't Is wel! Ik zal 't onthouden. Vaarwel! (Af.)
jago.
Als die onnooz'le hals nu maar het spoor
Gehoorzaam volgen wil, dat ik hem wees,
Dan schilder ik in de oogen van den Moor
Dien Cassio zoo zwart als ebbenhout,
En my bedankt en streelt en loont de Moor,
Omdat ik - ha! - een ezel van hem maak
En strikken voor zijn vrede span en rust,
Tot razens toe. 't Ontwerp ligt nog in 't duister;
't Bedrog toont eerst na 't slagen al zijn luister.
(Af.)
(Een heraut met gevolg en volk).
heraut leest.
Het behaagt Otello, onzen Generaal en Landvoogd, uithoofde der zekere tijding van den gehee- | |
[pagina 241]
| |
len ondergang der Turksche vloot, dat deze gebeurtenis gevierd worde door alle gepaste vreugdebedrijven. Ten einde daarby het voorbeeld te geven, zal hy al de vertrekken op 't kasteel voor een iegelijk openzetten van zeven ure tot middernacht. De Hemel zegene 't eiland Cyprus en onzen edelen Generaal. (Af.)
| |
Tweede tooneel.
Een voorportaal in 't kasteel.
otello, cassio, gevolg. (Het is nacht.)
otello.
Mijn waarde Michael! hoû gy de wacht
In 't oog: het voegt u, dat gy 't voorbeeld geeft.
De stille rust vervang nu 't blij vermaak.
cassio.
'k Heb reeds mijn last aan Jago doen verstaan;
Maar 'k zal mijn oog toch waakzaam rond doen gaan.
otello.
Geen braver vent dan Jago. Nu, vaarwel!
(Af.)
(jago komt op.)
cassio.
Ha, welkom Jago: wy moeten naar de wacht.
jago.
Nog niet, Luitenant: 't sloeg daar even pas elf. De Generaal heeft ons wat vroeger afgescheept dan de afspraak was. Nu! ik wil er hem niet hard over vallen: hy zal na die lange afwezigheid zeker wel het een of ander met zijn vrouwtjen te praten hebben. - Nu waarlijk, ik moet zeggen, zy is Jupiter waardig.
cassio.
Zy is een uitmuntende vrouw.
jago.
En vol vuur, dat zweer ik u.
cassio.
Een bloeiend, bekoorlijk wezen.
jago.
Welk een oog, niet waar? 't Is of het u uitdaagt, om...
cassio.
Een alleraanlokkelijkst oog, en toch zoo zedig. | |
[pagina 242]
| |
jago.
Hm! - Nu ja, en als zy spreekt, is het dan niet, of zy u uitnoodigde, haar te minnen?
cassio.
Zy is, in de daad, de volmaaktheid zelve.
jago.
Zoo? - Nu, dat hun sponde gezegend zij. Kom Luitenant! ik heb hier een stoop wijn gespaard, en daar buiten staan eenige wakkere jonge lieden uit Cyprus, die gaarne eens met u des Generaals gezondheid zouden drinken.
cassio.
Neen, goede Jago! heden avond niet. Ik heb te zwakke herssens om te drinken, en ik wilde wel, dat de wellevendheid een ander soort van vermaak uitvond.
jago.
O! 't Zijn vrienden! een enkelen beker! en ik zal hem voor u uitdrinken.
cassio.
Ik heb maar een enkelen beker gedronken, en die was nog rijkelijk aangelengd; en toch voel ik het reeds hier: ik bid u, zoek my niet te verleiden.
jago.
Wel, kom! het is een nacht van vrolijkheid, en de jonge lieden staan er op.
cassio.
Waar zijn zy? -
jago.
Hier aan de deur. Ik bid u, noodig hen binnen.
cassio.
Ik zal het doen, maar tegen mijn zin. (Af.)
jago.
Kan ik hem nog bepraten tot een kelk
By wat hy reeds gedronken heeft, de zaak
Is klaar, en hy zoo twistziek en zoo kwaad
Gelijk een juffershondtjen. Ook die nar,
Rodrigo, wien de liefde maalt in 't hoofd,
Dronk kroes by kroes op Desdemonaas heil.
Hy staat daar buiten en heeft nu de wacht.
Drie Cyprioten, jeugdig en vol vuur,
En kitteloorig op het punt van eer,
Heb ik al meê doen schenken - boordevol.
'k Vervoer hem nu by deze dronken troep
| |
[pagina 243]
| |
Tot daadlijkheên, en haal hem de ongenaê
Van 't eiland op den hals. - Maar stil, zy zijn 't.
Zoo de uitkomst nu beantwoord aan mijn droom,
Dan zeilt mijn boot gewis voor wind en stroom.
(cassio komt terug met montano en nog twee cyprioten).
cassio.
By den Hemel, ik heb al een roes aan.
montano.
Op mijn woord, gy hebt niets gedronken: slechts een pintjen, zoo waar ik een soldaat ben.
jago.
Hier! brengt wijn! - En nu een liedtjen! (men brengt wijn binnen).
Zingt. En laat my het kanneken klinken, klinken,
En laat het kanneken klinken!
Een soldaat is een man,
En het leven een span,
En laat een soldaat dus drinken!
cassio.
Waarachtig, een fraai liedtjen!
jago.
Ik heb het in Holland geleerd, waar zy eerste drinkebroêrs zijn: een Deen, een Duitscher, en een Engelschman ... meer wijn!... zijn niets by een Hollander.
cassio.
Is de Hollander zulk een held by de kroes?
jago.
Bah! op zijn gemak drinkt hy den Deen dood als een pier: een Duitscher gaat in vijftig tellen onder de tafel, en de Engelschman weet niet meer hoe hy 't heeft eer men een nieuwe kan laat aanrukken.
cassio.
Op de gezondheid van onzen Generaal! (Hy drinkt).
montano.
Wacht! daarop zal ik bescheid doen.
jago.
O zoet Holland! (hy zingt:)
Graaf Aalbrecht was een wakk're vorst
(Schenkt in mijn vrienden! 'k heb zoo'n dorst.)
Zijn wambuis kost hem slechts een kroon,
Maar hy blijft zitten op een duit,
En scheldt den snijer voor een guit.
Dat was des snijers loon! -
| |
[pagina 244]
| |
Hy was een wijdberoemde vorst.
(Schenkt in mijn vrienden! 'k heb zoo'n dorst).
En gy zijt van onedel bloed:
Daarom trek aan uw slechtst gewaad.
't Is ydle hoogmoed, die den Staat
Te gronde richten moet.
Hei wat! meer wijn'
cassio.
Wel! dat liedtjen is nog mooier dan het andere.
jago.
Wil je 't nog eens hooren?
cassio.
Neen; want ik hoû 't er voor, dat wie zulke dingen doet, zijn post niet waard is. Er zijn zielen, die behouden zullen worden en er zijn zielen die niet behouden zullen worden.
jago.
Dat is zeer waar, goede Luitenant,
cassio.
Wat my betreft - ik hoop niet, dat ik den Generaal, of iemand van zijn rang affronteer - ik hoop... zalig te worden.
jago.
En zoo doe ik ook, Luitenant!
cassio.
Ja maar! met uw verlof, niet vóór my: de luitenant moet eerst zalig worden, en dan de vendrig. Dan basta!... aan onze dienstzaken, Hoeren! - Denkt niet, Heeren! dat ik dronken ben... dit is mijn Vendrig!... dit is mijn rechterhand... en dit is mijn linkerhand. - Ik ben immers niet dronken!... Ik kan vrij wel op mijn beenen staan en ik kan vrij wel spreken.
allen.
Uitmuntend wel.
cassio.
Wel nu! dan moet je niet denken dat ik dronken ben. (af.)
montano.
Naar het terras, Heeren! de wacht uitgezet.
jago.
Gy ziet dien wakk'ren borst, die ons verliet,
Hy kon naast Cezar zelf als krijgsman staan,
Doch merkt, helaas! 't gebrek, dat hem ontciert,
En opweegt tegen zijn verdienste en deugd.
Ik vrees, 't vertrouwen dat de Moor hem schenkt
| |
[pagina 245]
| |
Baart, als zijn zwak t' onpas hem overvalt,
Dit eiland last.
montano.
Maar, is hy dikwijls zoo?
jago.
Helaas! altijd, eer hy te bedde gaat.
Hy zoû een dubbel etmaal waken, zoo
De wijn hem niet in slaap kwam wiegen.
montano.
Zoû
't Niet nuttig wezen, dat de Generaal
Met zijn gebrek eens werd bekend gemaakt.
Licht merkt hy 't niet, of zijn goedhartigheid
Ziet, om de diensten, hem door Cassio
Bewezen, zijn gebreken over 't hoofd.
Maar toch, ik moet bejam'reu, dat de Moor
Een post van zulk gewicht een man vertrouwt
Met zulk een ingeworteld zwak behebt.
Hem in te lichten zoû lofwaardig zijn.
jago.
Ik deed dit voor geheel dit eiland niet.
Ik hoû van Cassio, en zoû veel doen
Om hem te beteren. Maar wat gerucht!...
binnen.
Help! help!
cassio komt terug, met den blooten degen rodrigo voor zich uitdrijvende.
cassio.
Hier schurk! hier schelm!
montano.
Wat is er, Luitenant?
cassio.
Zoo'n schurk - hy zoû mijn plicht my leeren, hy?
Ik sla den spitsboef in een borrelflesch.
rodrigo.
My slaan?
cassio, hem slaande.
Wat praatje nog?
montano.
Ei Luitenant!
Ik bid, weêrhoû uw hand.
cassio.
Laat my begaan,
Of gy krijgt meê uw deel.
montano.
Ik - nu genoeg!
| |
[pagina 246]
| |
Ga slapen! gy zijt dronken.
cassio.
Dronken? ik?
(Hy valt op Montano aan, die insgelijks zijn degen trekt. Gevecht.)
jago tegen Rodrigo.
Voort, zeg ik, loop! roep luidkeels: muitery!
(Rodrigo af.)
Neen... goede Luitenant... mijn Heeren, ach!
Ei helpt... Heer Luitenant!... Montano! helpt!
Helpt, vrienden! - Nu, dit is een fraaie wacht.
(De alarmklok, luidt.)
Wie is 't, die daar de klok luidt? Diavolo!
De stad raakt wis in rep en roer... Ik bid...
Om Gods wil, Luitenant! wees toch bedaard.
otello komt op met gevolg.
otello.
Wat 's dit!
montano, vechtende.
Ik bloed, 'k ben doodelijk gewond;
Maar hy zal sterven, hy! -
otello.
Laat af, 'k beveel 't.
jago.
Laat af toch, Luitenant! Montano! hoe!
Vergeet gy dan uw plichten alle beî?
De Generaal gelast het! - schaamt u, foei!
(De vechtenden worden gescheiden).
otello.
Ha! wat is dat? en hoe ontstond die twist?
Hoe! zijn wy Turken! doen we ons zelven 't leed
Dat God hun heeft belet ons aan te doen?
Is dit een handelwijs, die Krist'nen past?
'k Zweer, wie nog eens de hand slaat aan 't geweer,
Die mint zijn leven niet en tergt de straf.
Verbiedt terstond dat aak'lig klokgelui,
Dat nut'looze angst by 't volk verwekken zoû.
(Het klokgelui zwijgt).
Nu zegt my toch, wat viel hier voor. Spreek gy,
| |
[pagina 247]
| |
Regtschapen Jago, 'k zie u bleek van schrik,
Ik eisch het by uw vriendschap, spreek, wat was 't?
jago.
Ik weet het niet. Een oogenblik geleên
Was alles vriendschap hier en harmony:
Zy stonden zoo eendrachtiglijk byeen
Als bruid en bruidegom: en, op een bof,
Zie ik het zwaard ontbloot, een fellen strijd
Begonnen, dien geen mensch beletten kon.
Ik weet niet, hoe dit dwaas krakeel begon;
Maar 'k woû, ik luid deez' beenen in den slag
Verloren, die my hebben hier gebracht.
otello.
Zeg, Michael! hoe toch vergat ge u zoo?
cassio.
Vergeef me - ik zwijg, ik kan niet spreken, Heer!
otello.
Gy, waardige Montano! die tot nu
Geroemd werd om uw stille jonglingsernst
En loffelijken inborst, hoe kan 't zijn
Dat gy uw naam zoo roekeloos vergooit,
En - foei! - aan nachtrumoer u schuldig maakt?
montano.
Doorluchte Otello, ach! 'k ben zwaargewond
Uw vendrig, Jago, kan getnige zijn...
Want o! ik voel, het spreken doet my kwaad...
Of ik my heb misgrepen of miszegd, -
Of, zelfverdediging moest zonde zijn,
Als dolle drift ons aanrandt in 't geweer.
otello.
Nu, by den Hemel! 'k voel hoe 't kokend bloed
De koele stem der rede zwijgen doet,
Een gramschap, die mijn oordeelskracht verlamt,
Voert my van 't spoor. Wee, zoo mijn drift ontvlamt.
Hef ik mijn arm, de moedigste van u
Mocht beven voor mijn toren. Zeg my nu.
Van waar dit snood krakeel? Wie stookte 't aan?
'k Zweer, hy, die zoo ontzind zich heeft misgaan,
Verbeurt mijn gunst, schoon by mijn broeder waar!
| |
[pagina 248]
| |
Hoe! in een stad, nog naauw aan 't krijgsgevaar
Ontkomen, waar nog vrees elks hart vervult.
Is 't daar, dat ge ongestraft dus onrust zult
Verwekken, in het holste' van de nacht!
Gy, aan wier zorg ik zelf alhier de wacht
Had toevertrouwd, die veiligheid en rust
Bewaren moest?
(tegen jago).
Spreek op, wat 's u bewust?
montano, tegen jago.
Zoo liefde voor uw vriend en kameraad
U thands belet, dat gy de waarheid zegt,
Acht ik u geen soldaat.
jago.
Ei! kwel my niet.
Ik zag de tong my liever uitgesneên,
Dan dat zy Cassio bezwaren zoû.
Maar ik vertrouw, de naakte waarheid zal
Hem niet tot schade zijn. Hoor Generaal!
Ik stond hier met Montano in gesprek,
Daar komt een man, die luide schreeuwt om hulp,
En achter hem, niet opgeheven stok.
Uw Luitenant. Nu treedt deez' edelman
Naar Cassio en houdt hem staande. Ik zelf,
Ik volg den man, die hulp riep, achterna
Opdat zijn schreeuwen niet - als 't is gebeurd -
De stad verschrikken zoû: hy, vlug ter been,
Ontliep my: en ik kwam terug, te meer
Daar ik gedruisch en kletteren van staal
Vernam, en 't vloeken van den Luitenant.
- Iets dat ik hem nog nooit had hooren doen,
'k Vond hem by mijn terugkomst handgemeen
En juist als toen gy zelf hen scheiden kwaamt.
Meer kan ik niet vertellen van de zaak.
Maar och! de mensch blijft mensch: elk heeft zijn zwak.
| |
[pagina 249]
| |
Deed Cassio hem eenig ongelijk,
Gelijk men soms in drift zijn vrienden slaat -
'k Hoû toch my overtuigd, dat Cassio
Getergd werd door dien boef, die 't is ontvlucht,
En zoo in toorn ontbrandde.
otello.
Jago, 'k weet,
Uw braaf, vriendschaplijk hart geeft aan de zaak
Een schooner kleur, verschoonende de fout
Uws kameraads. - 'k Bemin u, Cassio!
Doch in mijn dienst kunt gy niet langer zijn.
desdemona komt op met gevolg.
Zie! is mijn dierb're gaê niet opgejaagd? -
- Gy zult ten voorbeeld strekken!
desdemona.
Zeg, wat was 't,
Geliefde? dat u opriep van mijn zij? -
otello.
't Is alles wel, mijn waardste! - kom, ter rust. tegen Montano.
Ik zelf draag zorg, Montano, dat uw wond
Zij onderzocht en, hoop ik, ras geheeld.
Gaat, leidt hem weg - Gy Jago, doe u best,
Dat in de stad elk zij gerustgesteld.
Kom Desdemona! - 't Is des krijgsmans lot,
Dat wild gewoel hem stoort in 't zoetst genot.
(Allen af behalve Jago en Cassio.)
jago.
Hoe nu, Luitenant! Zijt gy gewond?
cassio.
Ja, en onherstelbaar.
jago.
Dat verhoede de hemel!
cassio.
Mijn goeden naam, mijn goeden naam, Jago! mijn goeden naam ben ik kwijt! mijn onsterfelijk deel. Wat overblijft is dierlijk. O Jago! mijn goede naam! mijn goede naam!
jago.
Ik ben geen eerlijk man, als ik niet dacht, dat gy een wond in uw lichaam had ontfangen, wat | |
[pagina 250]
| |
erger is dan in uw goeden naam. Een goede naam is een onbeduidende en bedriegelijke zaak, die men meestal zonder verdienste verkrijgt en even onverdiend weêr verliest. - Ei kom! wees een man: de Generaal zal wel weêr tot bedaren zijn te brengen. Hy gaf u in drift uw afscheid; en nog geschiedde dit meer uit politiek dan uit gramschap. Hy deed als iemand, die zijn hond slaat om een dreigenden leeuw af te schrikken. Paai hem met goede woorden en hy zal weêr zijn als van ouds.
cassio.
Liever smeekte ik hem, my te verachten, dan dat ik zoo'n braven bevelhebber met zulk een nietswaardigen, onbesuisden, dronken lap van een Officier zoû willen bedriegen. Dronken! gepraat als een exter! gekrakeeld! gezwetst - gevloekt, wartaal uitgeslagen! - O gy onzichtbare geest des wijns! hebt gy geen naam, waaraan men u kent, zoo noem ik u - duivel!
jago.
Tegen wien hadt gy het toch, dien gy zoo naliept? En wat deed hy?
cassio.
Ik weet het niet.
jago.
Is 't mogelijk?
cassio.
Ik herinner my een menigte dingen; doch niets duidelijk: een twist; doch waarover weet ik niet. - O! dat de mensch een vyand in den mond neemt, die hem zijn hersens ontsteelt! - dat wy ons zelve zoo met vrolijkheid en gejuich, ja met genoegen en zelfvoldoening, in beesten veranderen!
jago.
Wel! gy zijt nu goed by uw zinnen. Hoe komt gy in eens zoo weêr in orde?
cassio.
De duivel Gramschap heeft den duivel Dronkenschap verdreven: de eene ondeugd toont my de andere aan, om my dubbel verachtelijk te maken in mijn eigen oogen.
jago.
Kom! gy zijt een al te gestreng zedepreêker. | |
[pagina 251]
| |
Ja, wanneer ik tijd, plaats en de gesteldheid des lands in aanmerking neem, dan woû ik de zaak wel ongedaan maken; maar nu het er toe ligt, raad ik u, wend alles ten beste.
cassio.
Indien ik hem verzoek, my in mijn plaats te herstellen, dan zal hy zeggen: ‘gy zijt een dronkaart.’ O! Had ik zoo vele monden als de hydra, zulk een antwoord zoû ze allen stoppen. Eerst een verstandig mensch te zijn: kort daarop een dwaas: vervolgende een redeloos dier! o onbegrijpelijk. Verwenscht is ieder overtollig glas, en zijn inhoud is een duivel.
jago.
Ei wat! goede wijn is gezellig, als men er tegen kan: vaar er niet langer tegen uit. En, beste Luitenant, gy gelooft toch, dat ik uw vriend ben?
cassio.
Daar heb ik bewijzen van, vriend! - Ik dronken!
jago.
Gy, zoo wel als ieder ander, kunt wel eens te veel krijgen. Hoor, ik zal u zeggen wat u te doen staat. Laat een dag of wat verloopen, en dan, vervoeg u by de vrouw van onzen Generaal: biecht rondborstig uw schuld: hoû by haar aan: verzoek hare voorspraak: zy is zoo vriendelijk, zoo goedhartig, zoo verstandig, dat zy 't zonde zoû achten, niet méér te doen dan men van haar verlangt. Verzoek haar, die breuk tusschen haar gemaal en u weêr te heelen, en ik zet al wat ik bezit tegen een wisjewasjen, zoo zy niet u nog meer in gunst brengt dan te voren.
cassio.
Dank, hartelijk dank voor uw raad. Ja - ik verzoek de deugdzame Desdemona mijn voorspraak te zijn: en indien zy my niet gunstig is, dan twijfel ik voor altijd aan mijn fortuin.
jago.
Met reden. Goede nacht, Luitenant! Ik moet de ronde gaan doen. | |
[pagina 252]
| |
cassio.
Goede nacht, brave Jago!
(af.)
jago.
Wie duistert daar en scheldt my uit voor schurk?
Mijn raad is toch verstandig, welgemeend:
Geen andere uitweg naar Otelloos gunst;
Want immers: Desdemona is zoo goed,
Zoo ras geneigd om elk van dienst te zijn.
En onbepaald beheerscht ze Otelloos zin.
Als meesteres kan zy met zijnen wil
En welbehagen spelen, naar 't haar hist.
Ben ik dan waard een schurk genoemd te zijn,
Wanneer ik Cassio het middel wijs
Tot zijn herstel. O godsdienstleer der hel!
Hoe zwarter 't feit, door duiv'lenlist gebroed,
Hoe meer 't een schijn van heiligheid vertoont.
Want toch, terwijl die goede sukkel zich
Tot Desdemona om haar voorspraak wendt,
En zy, getroffen door zijn smeekgebeên,
Zijn zaak met warmte by den Moor bepleit,
Giet ik het gif by drupp'len hem in 't oor,
Wek argwaan en vermoedens in zijn ziel:
En dan - hoe meer zy hem poogt voor te staan.
Hoe meer ze in 't oog haars egaês schuldig wordt.
Zoo zal haar deugd haar ten verderve zijn,
Haar goedertierenheid een warrelnet,
Dat allen saam omstrikt. - Rodrigo! hoe!
rodrigo komt op.
rodrigo.
Zie zoo! ik ben hier meê ter jacht, als een hond, die maar blaft en niets van den buit bekomt. Mijn geld raakt schoon op, ik ben helder afgerost, en het slot zal wezen, dat ik zonder geld, even wijs als te voren, alleen met een beetjen meer ondervinding, weêr naar Venetiën reis.
jago.
Hoe nu! reeds zoo bedrukt en moedeloos?
| |
[pagina 253]
| |
Wat wonde, die op eenmaal wordt geheeld?
Bedenk, hier werkt verstand, geen toovery.
't Verstand eischt - als gy weet - geduld en tijd.
't Gaat immers goed! Zoo Cassio u sloeg,
Hy werd, op zijne beurt, weêr afgezet;
Indien de zon de vruchten rijpen doet,
't Eerst rijpt de vrucht, die 't eerst ook heeft gebloeid.
Zie! de ochtend graauwt alreê! verwijder u!
Naar uw kwartier! Weldra ervaart gy meer.
O ga, ga heen.
(Rodrigo af.)
Twee dingen staan te doen:
Mijn vrouw moet Cassio tot voorspraak zijn
By haar meest'res: daartoe beweeg ik haar,
En ik intusschen haal den Moor op zij,
En voer hem juist in tijds ter plaatse, waar
Hy Cassio vindt smeeken om haar gunst.
Ja! - dat 's de weg. Dien volg ik, als een man:
Geen laauwheid, geen verzuim belem're 't plan.
|
|