Poëtische werken. Deel 11. Treur- en blijspelen. Deel 4
(1862)–Jacob van Lennep– Auteursrechtvrij
[pagina 203]
| |
Bladz. 189 na de regelsBezegelt mijn verbint'nis met den dood.
Kom, leidsman naar des somb'ren Charons boot,
Kom stuur my thands de veil'ge haven in.
(Het vergif in zwelgen de)
U drink ik toe, geliefde hartsvriendin!
(julia ontwaakt.)
Maar stil!... was dat geen zucht?
julia.
Waar ben ik?
romeo.
God!
Zy spreekt! zy leeft! o nooit volprezen lot!
'k Zie al mijn leed en bitt'ren tegenspoed
Op eenmaal door deez' heilstand my vergoed.
(Hy neemt haar op en draagt haar naar den voorgrond.)
Rijs uit dit graf, herrijs, mijn Julia!
Ontwaak: herleef in de armen van uw gaê!
Ons lijden heeft gedaan; mijn arm geleidt
Tot leven u, tot lust en zaligheid.
julia.
Hoe huiv'ren al mijn leên! 't Is koud. Wie drukt
My in zijn arm?
romeo.
Ik ben het, die verrukt
Van naamloos heil, mijn bystand u kom biên;
Verlaat deez' plaats, dat wy te samen vliên.
julia
Wat zoekt ge my te dwingen? schoon mijn kracht
Bezwijken moog', mijn wil trotseert uw macht:
| |
[pagina 204]
| |
'k Wil Paris niet; 'k blijf Romeo getrouw.
romeo.
Ik ben die Romeo. Verga, wie 't zoû
Beproeven, u, mijn aangebeden bruid,
Te ontscheuren aan den arm, die u omsluit.
julia.
'k Herken die stem, wier zoete melody
My weêr in 't leven riep: 'k herinner my
't Gebeurde klaar. - Mijn lief! mijn eenigst pand,
- Ontwijkt gy thands mijn zijde? - Reik me uw hand.
Gy jaagt my sidd'ring aan! - mijn echtgenoot,
O spreek! - Dat in dit woonverblijf der dood
Een stemgeluid weêrklinke buiten 't mijn.
Ach! ondersteun me!
romeo.
Ik kan niet!... wreed venijn!
julia.
Venijn! wat meent ge? o nooit gekende schrik!
Uw bleekte!... uw stem!... de dood is in uw blik.
romeo.
Zoo is 't - De vreugd, dat ik u levend vond,
Vertraagde voor een poos mijn stervensstond.
En 'k dacht weêr aan de liefde en u alleen.
Maar nu... het gif woelt door mijn aders heen.
'k Was raadloos, toen ik herwaarts my begaf,
Om nevens u te sterven in dit graf.
julia.
Te sterven!... maar de vrome monnik zoû...
Was Fra Lorenzo aan zijn woord ontrouw?
romeo.
Ik weet het niet: ik wilde, naast uw lijk...
Ik zwolg... te ras... vergif in... ik bezwijk.
(Hy valt nader.)
julia.
Moest ik hiertoe ontwaken?
romeo.
Vrucht'loos tracht
De liefde my te ontrukken aan de macht
Des doods, die my genaakt. - Mijn Julia!
'k Moet u op nieuw verlaten, nu, te spaê,
Zich voor ons oog de Hemel opendeed...
julia.
Rust aan mijn hart.
| |
[pagina 205]
| |
romeo.
Ach! ouderen zijn wreed.
Vergeefs geschreid, hun harten zijn van steen.
Der kind'ren lot is lijden en geween.
julia.
O ramp!
romeo.
Zy is mijn gaê voor de eeuwigheên.
Haar hart is met het mijne saêmgesnoerd.
Weg, Capulet! - Ha Paris! wat vervoert
U, schaamtloos, aan dat snoer te rukken? Sta!
(Hy rijst op.)
Terug!... het scheurt... het breekt... o Julia!
(Hy valt en sterft. Julia bezwijmt op zijn lijk.)
fra lorenzo, voorzien van een lantaren en een koevoet, komt behoedzaam, op.
Dat my mijn Heilige op mijn weg bestuur!
Hoe dikwijls is mijn voet, by 't voorwaarts treên,
Gestruikeld over zerken. Ha! wie daar?
Helaas! helaas! wier zwaarden zie ik hier?
Hoe! Paris dood!
julia.
(tot zich zelven komende.)
Wie sprak daar?
fra lorenzo.
Julia
Ontwaakt! en - hemel! - Romeo ontzield.
julia.
Hier is hy, ja! - en o! geen sterveling
Scheurt van zijn lijk my af.
fra lorenzo.
O! kom van hier
En draag geduldig wat de Hemel zendt.
julia.
Rampzalige! gy draagt alleen de schuld,
En durft gy my nog manen tot geduld?
fra lorenzo.
O! vlie met my van hier.
julia.
Niet nader! weg!
fra lorenzo.
Ik hoor gerucht. Mijn dochter! o verlaat
Dit schriktooneel van moord en ijslijkheên.
Een heilig klooster schaft u rust en vreê.
| |
[pagina 206]
| |
Kom, Julia! mijn kind! - Ik durf voorwaar
Niet langer hier vertoeven.
(Hy verwijdert zich.)
julia, nog steeds op het lijk liggende.
Ga vrij heen;
Want niemand scheurt van deze plaats my af.
(Het giffleschjen vindende.)
Ha! wat is hier?... het werktuig van zijn dood,
o Foei! En liet gy dan, o wreedaart! niets,
Niets voor my over? Maar ik wil voor 't lest
Uw lippen nog eens kussen, of daaraan
Wellicht een drop nog kleefde van 't venijn.
- Ha, weêr gerucht! - men nadert! - en ik moet
My haasten eer mijn opzet wordt verhoed.
(Den dolk van Romeo vindende.)
Ha welkom, dolk! hier vindt gy uwe schede.
(Zy doorsteekt zich.)
Rust, rust hier vrij, opdat ik ruste in vrede.
Enz.
|
|