Poëtische werken. Deel 11. Treur- en blijspelen. Deel 4
(1862)–Jacob van Lennep– Auteursrechtvrij
[pagina 105]
| |
Overzicht van De betooverde viool.Het stuk is in de daad niet meer dan eene soort van Arlequinade, van de gewone Arlequinades alleen daardoor onderscheiden, dat er in gesproken wordt. Ongelukkig heeft ons publiek - en deze is niet de eenige reis, dat ik zulks tot mijn schade bespeurd heb - de manie, om 't geen kennelijk niet meer dan een grap is, als iets ernstigs te willen beoordeelen. - Zoo o.a. heeft men er zich aan geërgerd - 't kluchtigste zoû zijn, indien ik eens vertelde, wie die men was - dat ik een respektabel man als balthazar bekker in dit narrespel deed optreden. Had men dan liever gehad, dat ik de personaadje van Friar tuck behouden had, die in het Engelsche stuk den goeden genius van helena voorstelt? Doch, buiten en behalve dat Friar tuck, hoe populair in Engeland, hier te lande vrij onbekend is, men had my in dat geval verweten, dat ik de Roomsche Geestelijkheid in een belachlijk daglicht wilde stellen. - Doch wat zal ik aanmerkingen beantwoorden, op dit stuk gemaakt; wanneer ik in den loop daarvan zelf al de dwaasen ongerijmdheden, waar het van overvloeit, met den vinger hebt aangewezen. Ik kau hier volstaan met de | |
[pagina 106]
| |
woorden van max grünbaum in zijn Vorwort voor heinrich heine's sämmtliche WerkeGa naar voetnoot1: ‘Der Professor der Aesthetik besteigt den Katheder. - Er putzt seine Brille, das Attribut der Kritik: er schaart in Gedanken die Schriftsteller, die er heute beurtheilen will - die Schafe zur Rechten, die Böcke zur Linken - er halt bei heinrich heine (lees hier de Betooverde Viool, de Tafereelen tot nut en vermaak van groot en klein, of wat gy wilt)... “Meine Herren!”’ ‘Geehrter Herr Professor! Allen Respect vor Ihrer Weisheit, aber Sie sind viel zu weise, um heinrich heine (of de Betooverde Viool, enz.) zu beurtheilen. Dazu gehört etwas göttliche Narrheit, die Sie nicht besitzen.’ |
|