Poëtische werken. Deel 9. Treur- en blijspelen. Deel 2
(1862)–Jacob van Lennep– AuteursrechtvrijEerste tooneel.
By het ophalen der gordijn staan de burgers in grooten getale by den smidswinkel vergaderd, waar wapenen gesmeed en uitgedeeld worden. Gedurig komen meer stedelingen en buitenlieden op, en voegen zich by de op de markt geplante banieren der ouderscheiden gilden.
No. 10.
ALGEMEEN KOOR. Schaft hier! schaft wapens hier!Ga naar voetnoot1
Schaft wapens aan ons allen,
En voege ieder zich hier
By zijn gild en banier.
Schaft wapens aan ons allen,
Voorzien met wichtig staal,
Op dat men voor deez' wallen
Den vyand wel onthaal'.
| |
[pagina 216]
| |
Neen, voor Vlaanderens macht
Zal Holland nimmer vallen,
Hoe in 't uiterst gebracht:
Want ons Haarlem veracht
Ook der Vlamingen macht.
Schaft hier! schaft wapens hier!
Schaft wapens aan ons allen!
En voege ieder zich hier
By zijn gild en banier.
Schaft wapens aan ons allen,
Voorzien met wichtig staal,
Op dat men voor deez' wallen
Den vyand wel onthaal'.
(Men hoort het orgel in de kerk spelen.)
een koorzanger. Dan hoort! in gindsche zalen,
Daar klinkt de hooge Mis.
Laat ons 't gebed herhalen
Voor 's Lands behoudenis!
(Allen knielen neder.)
koor.
Wie kan in gevaren
Tegen 's vyands scharen
't Zuchtend volk bewaren? -
Gy alleen, o Heer!
Zie dan uit meêdogen
Met goedgunstige oogen
Op het moeizaam pogen
Van Uw kind'ren neêr!
RECITATIEF.
de koorzanger. En nu tot uw taak!
Elk wapen' zich voor Hollands zaak!
koor.
Schaft hier! schaft wapens hier!
Schaft wapens aan ons allen,
En voege ieder zich hier
By zijn gild en banier!
Schaft wapens aan ons allen,
Voorzien met wichtig staal,
Op dat men voor deez' wallen
Den vyand wel onthaal'.
(Men hoort trompetgeschal in de verte.)
| |
[pagina 217]
| |
een burger.
Hoort gy niet ginds trompetgeschal?
de wapensmid.
Gewis... 'k bedrieg my niet! 't klinkt van den buitenwal!
een tempelheer.
Licht komt een Vlaming, door zijn Veldheer afgezonden,
Den hoogen last van Gwy aan Haarlems Raad verkonden.
de burger.
En, wat zal 't antwoord zijn? zal Haarlem, onbedacht,
Nu wy den nood zoo hoog zien steig'ren,
Aan 't volk van Gwy den intocht weig'ren,
En tergen Vlaand'rens overmacht? -
de wapensmid.
Wie durft van overgaaf hier spreken?
de tempelheer.
Bedaar, mijn vriend! en spaar uw kracht,
Tot waar de vyand u verwacht.
de wapensmid.
Wie zoude niet in woede ontsteken?
de burger.
Zijn dan gezonde reên verboden in deez' muur?
Mijn vrienden! lang genoeg heeft edel heldenvuur
Der poort'ren moedig hart doen blaken.
Wat hoop, wat uitkomst blijft ons meer,
Dan om met Vlaand'rens oorlogsheir
Een eerlijk vreêverdrag te maken?
Heel Holland is ten val gebracht;
't Is ydel, de aangerukte macht
Van onverwinb'ren Gwy te tergen.
Vergeefs wilt gy 't gevaar der burgery verbergen.
Het bukken voor geweld verstrekt ons niet tot schand:
Wat kan een yd'le wederstand,
Wat kloekheid en volharding baten?Ga naar voetnoot1
Reeds staat het Vlaamsche heir slagvaardig aan de poort,
| |
[pagina 218]
| |
En houdt het omgelegen oord
Bezet met wakk're keursoldaten.
't Gevaar eens storms zij afgewend;
Men geve 't op en zwichte in 't end!
de tempelheer.
Wanneer voor deez' versterkte wallen,
Door 's vyands bloedig moordgeweer,
Oud Haarlems dapp'ren, tot de leste, zijn gevallen, -
Spreek dàn van overgaaf, niet eer!
Nog lang weêrstaat deez' vest des vyands legerbenden:
Nog dreigt hy slechts aan de eene zij,
En kunnen ons en Friesland en het IJ
Versterking, hulp en voorraad zenden.
Het bukken strekt ons volk tot nooit vergeetb're schand;
Het strijden redt wellicht ons dierbaar Vaderland.
de wapensmid.
Zie, dit is mannentaal!
de burger,
het hoofd schuddende.
Ik hoop, dat uw vertrouwen,
Verblinde burgery! u nimmer zal berouwen.
de tempelheer.
Ginds nadert ons de wakk're Schout.
| |
Tweede tooneel.
de vorigen, de schout, gewapend.
Naby de Houtpoort wacht een Vlaamsche Krijgsheraut
En eischt gehoor van Haarlems Overheden:
Men leî hem in de Stad en doe hem herwaarts treden!
Eenige gewapenden gaan den Gezant te gemoet. Het volk verspreidt zich. De Schout en de Tempelheer blijven alleen op den voorgrond.
de schout.
En zult gy, Tempelheer! met ons het uiterst wagen?
Zult gy uw edel heldenzwaard,
By DamiatesGa naar voetnoot1 wal roemruchtig eens gedragen,
| |
[pagina 219]
| |
Doen zwieren in een slag die u geen lauwren baart?
Want ach! hier kampt alleen de burgery, geen adel:
Geen Baanderheer, geen Ridder, die ons hier
Ten strijde voert bij zijn banier,
En zijn bevel ons toeroept uit den zadel.
de tempelh.
Spreek niet aldus. Elk oorlogsveld is schoon,
Indien het slechts één plek wilGa naar voetnoot2 geven,
Waarop men strijden kan, en, als het zijn moet, sneven.
't Is waar, 'k beken met smart, het is my ongewoon,
Voor Hollands recht en eer te strijden,
En Hollands Adel niet te ontmoeten aan mijn zijden.
de schout.
Wees echter des gerust, dat ook de burgerschaar
Zich moedig kwijten zal by 't naad'rend krijgsgevaar,
En 't sterven kiezen, boven 't vlieden
Voor Vlaand'rens tallooze oorlogslieden:
De wakk're Willem heeft voorheen met minder macht
Zijn vyand op de vlucht gedreven.
de tempelheer.
Ja! maar 't was Willem die hen leidde. Niet de kracht
Van 't slagzwaard kan den zege geven,
Maar die van d' arm, die 't slagzwaard stiert.
Ach! dat ons, in deez' bange dagen,
Een legerhoofd als hy geschonken wierd, -
Ik vreesde voor geen nederlagen.
de schout.
Waar vindt gy helden, zijner waard?
de tempelheer.
In wakk'ren Haemsteê, uit oud Hollands bloed geboren,
Herleeft als nog des grootvaêrs heldenaart.
Was zonder hem niet reeds het Vaderland verloren?
Heeft niet zijn moed ons Zierikzee bewaard?
Ach! zag ik hem slechts hier...
de schout.
Wat doet zich hooren?
de wapensmid,
naderende.
't Is Vlaand'rens afgezant.
| |
[pagina 220]
| |
de schout.
Welaan!
Hy volge, en doe zijn zending ons verstaan!
Hy gaat in het Raadhuis.
| |
Derde tooneel.
de vorigen, kildebeek, bertha, een heraut, volk.
de tempelh.
De Vroedschap wacht u reeds in 't Raadhuis.
(Bertha ziende.)
Hoe! kan 't wezen?
kildebeek.
Mevrouw! mijn plicht gebiedt, dat ik u hier verlaat...
bertha.
'k Ben hier by vrienden, en voorzeker, 'k zal niet vreezen.
kildeb.
Gy ziet my straks terug, na 't scheiden van den Raad.
Hy gaat in 't Raadhuis.
de tempelheer.
Dan, hoe kan 't mooglijk zijn? Is 't Bertha van der Woude,
Die herwaart zich 't geleide eens Vlamings toevertrouwde?
bertha.
Die reden wordt u straks verklaard.
No. 11.
recitatief. Hoort vooraf, gy wakk're helden!
Wat mijn mond u zal vermelden.
'k Breng een blijde boodschap meê:
Ruimer doe ze u ademhalen.
Eer de zon in 't schuim der zee
Heden avond neêr zal dalen,
Ziet gy, by de Leeuwbanier,
Ziet gy wakk'ren Haemsteê hier!
aria.
Ja! uw kommer zal zich enden:
Na al de uitgestane ellenden
Ziet gy de oorlogskansen wenden,
Rijst de zon van zege weêr.Ga naar voetnoot1
| |
[pagina 221]
| |
O! geen vrees bevange u meer.
's Hemels bystand zal zich toonen,
Uw volharding grootsch beloonen,
U met eeuw'ge lauw'ren kroonen:
Haemsteê baant ons 't pad ter eer.
Laat de hoop by elk herleven!
's Hemels gunst zal uitkomst geven.
Moedig 't staal ten strijd geheven!
's Graven zoon gebiedt aan 't heir.
koor.
Wat vermeldt gy? welk een tijding
Vol verblijding!
Wakk're Haemsteê zal ons leiden,
Eer en glorie ons bereiden!
Op! ten strijd! geen vreeze meer!
Trotsche Vlaming! gy moogt beven:
Witte baant ons 't pad ter eer.
bertha.
Zoete vreugd! aan 't hoofd der braven
Golft de vaan van Hollands Graven,
Om op nieuw den roem te staven,
Dien zy won in vroeger tijd!
koor.
En door den moed der braven
Wordt Haarlems wal bevrijd!
bertha.
Welnu! dien zelfden held, wiens moed wy allen huldigen,
Dorst Piers van Maldeghem van laffe vrees beschuldigen!
Ik nam, in Haemsteês naam, den kampstrijd met hem aan.
Hier is zijn handschoen... en zijn helmkam draagt den mijnen.
Wie uwer zal deez' maar aan Witte doen verstaan?
de wapens.
De wakk're Tempelheer zal 't best bevoegd u schijnen.
bertha
reikt den Tempelheer den handschoen over.
Welaan! stel dit gewichtig pand
Uit Berthaas naam mijn bruidegom ter hand...
Dan hoe! men slaat de deuren open...
Is 't mondgesprek reeds afgeloopen? -
| |
[pagina 222]
| |
Vierde tooneel.
de vorigen, de schout, de vroedschap, kildebeek.
de wapens.
Welnu! wat antwoord gaf de Raad?
de schout.
Des Vlamings eisch is afgeslagen,
En Haarlem zal het uiterst wagen.
kildeb.
Gy zult, heer Schout! maar al te laat
U deze stoutheid duur beklagen:
Geen ydel tegenstreven baat.
No. 12.
aria. Waant niet, dat het zoû gelukken,
Haarlem onzer macht te ontrukken:
Haarlem, Haarlem moet bukken.
Haarlem moet bukken!
Nooit zoudt gy de vruchten plukken
Van dwazen wederstand:Ga naar voetnoot1
Ras zaagt gy hen vallen,
Uw poorten en wallen,
Door Vlaand'rens duizendtallen
Bestormd van allen kant!
koor.
Wy zullen u wachten:
Ja! Vlaanderens machten
Durft Haarlem verachten!
Slechts over puin en stroomend bloed
Zet gy in Haarlems wal den voet.
kildebeek.
Gy dwazen! hoort naar rede
En neemt van Assenede
De welvaart aan en vrede.
Bedenkt, geen weêrstand baat,
En morgen is 't te laat.
koor.
Vergeefs biedt gy den vrede
Aan wie den dood versmaadt.
(Kildebeek vertrekt met Bertha en den Heraut.)
| |
[pagina 223]
| |
Vijfde tooneel.
de schout, de tempelheer, volk.
de tempelheer,
tegen den Schout, die gedurende het gezang met Bertha gesproken heeft.
Gy hebt uit Berthaas mond de blijde maar verstaan?
de schout.
Gewis: een dag van hoop breekt voor ons Haarlem aan.
de tempelh.
Hoor toe! wat blij gejuich!
de wapensmid,
die zich verwijderd had, terugkomende.
Driewerf hoezee! zy komen!
Men heeft die helden op den Zylweg reeds vernomen.
het volk.
Leev' Witte, Floris zoon! -
de tempelheer.
Der burg'ren blij gerucht oorlogslieden
Vervult alreeds de ruime lucht.Ga naar voetnoot1
de schout.
Mijn vrienden! haasten we ons, dien wakk'ren
De poort te ontsluiten en den welkomstgroet te bieden.
Hy vertrekt met de Vroedschap.
de wapensmid,
tegen zijn dochter.
Komt, meisjens! spoedig! dat de blijde meikrans zwier',
Dat palm en bloemfestoen, tot blijk van vreugdbetooning,
Het Raadhuis, elke woning,
Mijn werkplaats bovenal, vercier'.
Den Burger op den schouder kloppende.
Welnu! wat zegt gy thands?
de burger.
De Vroedschap heeft besloten,
Manhaften tegenweer te biên;
Held Witte voert ons aan, en, buurman! gy zult zien,
'k Zal niet de laatste zijn van hen die 't zwaard ontblooten.
de wapens.
Nu spreekt gy als een man!
de burger.
Als de Overheid gebiedt,
Dan voegt de tegenspraak ons niet,
| |
[pagina 224]
| |
Dan is het hand'lens tijd. - Zij onze twist vergeten!
de wapensmid,
hem de hand drukkende.
'k Wil u, gelijk voorheen, mijn vriend en broeder heeten.
Zy vertrekken om Haemstede te gemoet te gaan. Men hoort het volksgejuich in de verte by tusschenpozen. De meisjens vercieren inmiddels de gevels der huizen met bloemfestoenen. Een schitterende marsch kondigt den optocht aan.
| |
Zesde tooneel.
witte van haemstede komt op, omstuwd en half gedragen door de Haarlemsche burgery. Zijn Schildknaap draagt zijn banier. Krijgsvolk verzelt hem.
FINALE.
No. 13. Lof en eer zij aan Haemsteê beschoren!
Leve Witte, leev' Holland altijd!
Aan den held, uit Graaf Floris geboren,
Zijn en harten en armen gewijd!
No. 14.
TRIO.
de schout,
tegen Haemstede.
Gy ziet op nieuw heldhafte legerscharen,
Vereend bij Hollands glorievaan,
Met u gereed, in 't heetst der krijgsgevaren
Voor land en magen pal te staan.
haemstede.
Reeds heden vind ik mijn belooning
Voor 't geen mijn zucht voor u bestond:
O ja! uw trouw, uw eed'le moedbetooning
Vervult mijn ziel met hoop voor Hollands grond.
de tempelh.
Zoo ge op uw spoor ter glorie ons wilt leiden,
Zoo zal niet slechts uw krijgsgeweer
Aan Haarlems macht den zegepraal bereiden;
Maar wreekt ge ook uw beleedigde eer,
Ja, wreekt uw staal uw fel beleedigde eer!
| |
[pagina 225]
| |
haemstede.
Hoe nu! wie dorst haar honen?
Wat zal dit? welk geheim...
de tempelheer.
'k Moet u deez' handschoen toonen!
haemstede.
Welnu?
de tempelheer.
Men dorst u honen.
de schout.
Hem honen! wie bestond dit?...
haemstede.
Hoe! my honen!
de tempelh.
Ja, Bertha, ja uw bruid, de schoonste van het land,
Aanvaarde om uwent wil dit u bestemde pand.
haemst.
Wat hoor ik! Bertha! zy! - Mijn glorie werd beleedigd,
En Bertha heeft die grootsch verdedigd.
Zy heeft mijn naam dan recht verschaft.
En wie is hy die my dorst honen?
Het staal van Witte zal hem toonen
Hoe fel deze arm mijn haters straft.
de schout en de tempelheer.
Zie de spijt in 't vlammend oog zich toonen.
Felle drift komt in zijn boezem wonen.Ga naar voetnoot1
Dan zijn vijand wordt gestraft.
Ja van hem, die schendig hem dorst hoonen,Ga naar voetnoot2
Heeft hy ras zich wraak verschaft.
haemstede.
En wie bestond?...
de tempelheer.
Gy zult het weten
haemstede.
Wel?
de tempelheer.
Piers van Maldeghem dorst u een lafaart heeten.
haemstede.
Hy dorst het wagen?
de schout.
Welk een hoon!
haemstede.
Zijn dood staat vast!
de schout.
Ga straks hem vinden.
haemstede.
Ja hy ontfangt weldra het billijk loon.
Voor zulk een spoorloos onderwinden.
de tempelheer.
Wy allen steunen u in 't heerlijkst onderwinden.
Zoo wreken wy ons Land, ons zelf en uwen hoon.
haemstede.
Het zal geschiên!
| |
[pagina 226]
| |
de schout.
Ik liet voorlang door rappe boden
En Kennemaer en Fries alom ter heirvaart nooden:
Gy ziet byeen vergaêrd een wakker heldental,
Tot redding opgerukt van de aangevochten wal.
Hun boezem haakt naar 't strijden; -
Zy zullen zich met ons aan 's Lands behoud'nis wijden.
Hun vaste leus in dezen nood
Is de overwinning of de dood.
allegro.
alle drie.
Het zwaard ontbloot voor Hollands rechten!
De vyand, die ons kwam bevechten,
Zie in het eind zijn wapenknechten
Verwonnen door ons heldenstaal!
Het zal niet langer hem gelukken,
Graaf Floris landen te onderdrukken:
Oud Holland wil niet langer bukken;
De leus is: dood of zegepraal!
de schout, tegen het volk.
Des Graven zoon, zijn Vader waardig,
Zal u geleiden tot den strijd.
Held Witte, Floris zoon, staat vaardig!...
de tempelheer.
Hy heeft zijn arm, zijn bloed, aan uwe dienst gewijd;
Zijt gy gereed? -
de schout.
Is ieder vaardig?
koor van burgers.
Wy zijn gereed ten strijde.
de schout.
O vreugd!
de tempelheer.
Ik zal u leiden!
alle drie.
Eeuwige eer zult ge u bereiden.
koor van burgers.
Geleid ons tot den strijd. Wy zullen, onvervaard,
Met het zwaard
Een weg ons banen.
Wy strijden voor ons Land, met Floris zoon aan 't hoofd!
Ja Vlaand'rens gloriezon zal tanen:
Gewis! de zegepraal wordt d' onzen niet ontroofd.
| |
[pagina 227]
| |
de schout.
Gy ziet, 'k had niet vergeefs hun bystand u beloofd:
De zucht voor 's Lands belang maakt burgers tot soldaten.
de tempelheer.
Op 't landvolk, naar deez' wal kloekhartig aangerukt,
Moogt gy niet minder u verlaten.
Geloof, dat nooit hun eed'le fierheid bukt.
koor van landlieden.
Van gehucht en van veld
In deez' rampvolle tijden
Fier te wapen gesneld,
Zijn wy vaardig, te strijden
En het Land te bevrijden
Van des vyands geweld.
recitatief.
de schout. Gy ziet, zy zijn als wy gereed om pal te staan,
Niets dat hun kloekheid zal versagen.
Steeds waakt hun trouw by de oude vaan.
De vrijheidszon zal dagen!
alle drie met het koor.
De vrijheidszon zal dagen!
de tempelheer.
Gewis, de vrijheidszon zal weêr voor Holland dagen.
de schout.
Gy, dien de Voogd van Egmonds heil'ge abdy
Tot onzen bystand heeft gezonden,
Wier wapens Hollands Graaf zoo vaak ten dienste stonden, -
Zult ge ook u voegen aan zijn zij?
de tempelheer.
Vertrouw op hen! Zy zullen meê zich wijden
Aan Hollands zaak.
de schout.
Welnu?
koor van egmonder krijgslieden.
Wy zijn gereed tot strijden!
alle drie en de twee eerste koren.
Dank God! die taal klinkt grootsch en schoon.
koor van egmonder krijgslieden.
Gy ziet het, Floris zoon!
Voor 't Land en 's Graven kroon,
Zijn wy op uw geboôn
| |
[pagina 228]
| |
Gereed, ten strijd te trekken.
Spreek! dat uw fiere taal,
Die nieuwen moed kan wekken,
Uw wil ons moge ontdekken
En uw ontwerp ons maal'.
de schout.
Welaan doorluchte held! wil ons uw doel ontvouwen.
Gy kunt op aller moed vertrouwen:
Elk houdt in dezen nood,
Gereed tot zege of dood,
Voor u en 't Vaderland het oorlogszwaard ontbloot.
de tempelheer.
Gy, die ons leiden moet, deel thands, op aller bede,
Ons uw ontwerpen mede!
Elk onzer heeft zijn arm aan 't Vaderland gewijd; -
Het voegt aan u 't bevel te geven.
haemstede.
Welaan! Terstond zij 't zwaard geheven!
koor.
Welaan! men heff' het staal ten strijd!
alle drie en koor.
Banier! banier van Hollands huis!
Gy zult op nieuw in 't veld ons leiden!
Door stroomen bloeds, door krijgsgedruisch,
Zult gy den zege ons heir bereiden!
Wie zich van Hollands zaak moog' scheiden,
Dat hy, zijn snood verraad ten straf,
In schande leev', van elk verstooten: -
De hemel blijv' voor hem gesloten,
En de aarde ontzegg' hem 't graf!
haemstede.
Welaan! ten strijd!
de tempelheer.
Rukt op, kloekhartige oorlogsknapen!
de schout.
Ten zege!
de tempelheer.
't Krijgsgeschrei weêrgalme in 't rond!
haemstede.
Te wapen! -
|
|