Poëtische werken. Deel 9. Treur- en blijspelen. Deel 2
(1862)–Jacob van Lennep– Auteursrechtvrij
[pagina 229]
| |
Eerste tooneel.
de landlieden van het Eerste Bedrijf, naderhand
agneta en gerbrand.
No. 15.
koor. Aan 't bevel, ons voorgeschreven,
Is met vlijt en trouw voldaan:
Alles blaakt, van moed gedreven,
Om held Witte voor te staan.
RECITATIEF.
agneta.
Ik kan den kommer niet verwinnen,
Die stand houdt in mijn bange zinnen:
Mijn boezem vreest, en blijft met eenGa naar voetnoot1 verlangen,
Uit Haarlems wal 't verwacht bericht te ontfangen.
gerbrand.
Niet lang meer zult ge in twijfel hangen! -
Dat midlerwijl de maar,
Gebracht door deze schaar,
Aan uw gemoed de kalmte moog' hergeven:
't Vliegt al ten strijd; en Vlaanderen moog' beven.
agneta.
Hun tijding doet, o ja, mijn moed herleven
In 't bang gevaar.
En toch, de onzekerheid kan ik niet langer dragen:
Verwachting van gevaar is de ijslijkste aller plagen.
aria.
O! zoo 't heil my waar' beschoren,
Dat de held, uit my geboren,
Tot bevrijder werd verkoren
Van 't geteisterd Vaderland!
Mocht ons kroost, in later dagen,
| |
[pagina 230]
| |
Nog met blijden mond gewagen:
Haemsteê heeft zijn volk ontslagen
Van des Vlamings vuigen band.
O! met wat zielsverrukken
Zoude ik, na zoo veel smarte,
Hem als verwinnaar drukken
Aan 't moederlijke harte!
Zag ik, na zoo veel smarte,
Hem als verwinnaar weêr!
koor.
Hemel! doe uw gunst haar blijken!
Dat haar zoon verwinnaar keer'!
agneta.
De Almacht doet haar gunst my blijken:
'k Voel mijn bangen kommer wijken, -
'k Adem vrij, gelijk weleer.
gerbrand,
tegen de Landlieden.
De Veldheer nadert ons! Vertrekt,
Eer gy zijn achterdocht verwekt.
(De Landlieden verwijderen zich.)
| |
Tweede tooneel.
assenede, agneta, bertha, gerbrand, vlamingen.
assenede.
Mevrouw! sta toe dat ik deez' Jonkvrouw tot u leide.
Zy heeft haar woord gestand gedaan,
En spoorde Haarlems volk tot dwazen weêrstand aan.
(Tegen zijn gevolg.)
't Is tijd, dat elk van u zich tot den krijg bereide.
Dier burg'ren heillooze overmoed
Zij, eer nog de avond valt, geboet.
agneta.
De Hemel kroon' het recht!
assenede.
Gun, dat ik van u scheide,
En 't leger voere naar den wal,
Die ras voor de onzen bukken zal.
(Hy trekt den degen.)
Op dan! te wapen! Vlaand'rens dapp'ren!
Mijn blanke pluim geleide u weêr:
| |
[pagina 231]
| |
Waar gy haar in 't gevecht ziet wapp'ren,
Daar vindt gy 't spoor ter heldeneer!
(Hy vertrekt met zijn gevolg.)
| |
Derde tooneel.
agneta, bertha, gerbrand, landvolk.
bertha,
zich in de armen van Agneta werpende.
Mijn moeder!
agneta.
O mijn kind! gy siddert? die zoo even
Van moed en kracht van geest de blijken hebt gegeven.
bertha.
En liefde en plichtgevoel verwekten toen dien moed.
Doch nu de kampstrijd aan zal vangen,
Waarvan ons lot en dat van Holland af moet hangen,
Stolt onverwinbare angst mijn bloed.
agneta.
Waant gy, dat slechts uw hart, by 't naad'ren der gevaren,
Door bange zorg zich voelt bezwaren? -
Doch dat het rein gebed ons troost en steun verschaff'.
Kom, smeeken wy, met deze scharen,
Des Hemels trouwen bystand af, -
En volgen wy daarna des Vlamings legerbenden,
Opdat ons oog ontdekk' hoe zich de kans zal wenden.
No. 16.
bertha. Gy, die wy sidd'rend loven,
Ziet neêr! wilt ons beveil'gen,
Verhoort ons, goede Heil'gen!
Bescherm ons, Moedermaagd!
koor.
Verhoort ons, goede Heil'gen!
Bescherm ons, Moedermaagd!
agneta.
Doet weêr, van trans en torens,
De aeloude vanen wapp'ren:
Zij, door den moed der dapp'ren,
Het Vlaamsch geweld verjaagd!
koor.
Verhoort ons, goede Heil'gen!
| |
[pagina 232]
| |
Bescherm ons, Moedermaagd!
agneta.
O! doet uw gunst en zegen,
Als milde zonnestralen,
Op Holland nederdalen
In spijt van wie 't belaagt.
allen.
O Moeder der verdrukten,
Sta ons genadig by,
Doe Vlaand'rens heilzon tanen;
Wil zelve aan Hollands vanen
Den weg ten zege banen,
En maak van 't juk ons vrij.
(Zy vertrekken.)
| |
Vierde tooneel.
Het Tooneel verandert in eene bevallige landstreek in de nabyheid van Haarlem. Op den voorgrond ziet men een hut: verder op een brug.
agneta, bertha, gerbrand en het landvolk komen de brug af. assenede wordt van een andere zijde gewond opgedragen, door maldeghem vergezeld. Men hoort krijgsgedruisch in de verte.
bertha.
Wie wordt daar ginds van 't veld gewond teruggebracht?
Hoe! 't is de Veldheer zelf!
assenede.
Ik kan niet meer!
(Men zet hem neder.)
agneta.
Zijn lijden
Zij door getrouwe hulp verzacht.
(Tegen Assenede.)
Gun, dat wy onze zorg aan uw verpleging wijden.
assenede.
'k Dacht niet, dat reeds zoo vroeg my 't minzaam hulpbetoon,
Door u my toegezegd, zoû worden aangeboôn.
agneta.
O zwijg en spaar uw kracht!
(Tegen Maldeghem.)
Wat kunt gy ons berichten?
| |
[pagina 233]
| |
bertha.
Welnu! moet Haarlems wal reeds voor den Vlaming zwichten?
maldeghem.
'k Verdien wellicht deez' scherts; doch ik beken 't met spijt -
De vyand houdt tot nog het voordeel in den strijd:
Omtrent een boogscheut weegs van Haarlems wal genaderd,
En eer men iemand had verwacht,
Zag reeds ons oog een legermacht,
Met Hollands Leeuw aan 't hoofd, slagvaardig saamvergaderd.
En eer de Vlaming nog zijn vanen had ontrold,
Of in geleed'ren zich kon scharen,
Kwam tot den aanval 't heir des vyands aangehold.
Dit konGa naar voetnoot1 by onze macht een wijl verwarring baren,
Te meer, wijl de eerste pijl die van den boogpees vloog
Den Veldheer trof voor aller oog:
Ik haastte my, hem op te beuren
En aan het krijgsgedrang te ontscheuren.
agneta.
O Hemel! blijf uw gunst aan 't dierbaar Holland biên.
(Tegen Assenede.)
Duld, dat wy naar deez' stulp uw zwakke schreên geleiden,
En daar, zoo 't wezen kan, u onderstand bereiden.Ga naar voetnoot2
(Zy voert Assenede met behulp van Gerbrand en de Vlamingen in de hut.)
bertha.
En hebt gy Haemsteê niet gezien?
maldeghem.
Hoe! Haemsteê?
bertha.
Hy, hy zelf geleidt oud Hollands scharen...
Of zoû wellicht zijn aanblik u vervaren?
maldeghem.
O spijt! - Maar beef! hy zal zijn noodlot niet ontvliên;
| |
[pagina 234]
| |
En Jonkvrouw! gy zult u te laat beklagen,
Dat gy my immer van zijn komst deedt kennis dragen.
(Op de hut wijzende.)
'k Vertrouw hem aan uw zorg - 'k vlieg naar den slag, en keer
Slechts met het bloed bedekt uws bruidegoms hier weêr.
(Hy vertrekt.)
bertha.
Beschaam, o Hemelmacht! de hoop die hy durft voeden,
En blijf in 't krijgsgevaar mijn eed'len held behoeden!
(Zy gaat in de hut.)
| |
Vijfde tooneel.(Het krijgsgedruisch nadert: men ziet onderscheidene Vlaamsche vluchtelingen in alle richtingen den slag ontwijken.)
gerbrand,
uit de hut komende.
Licht wordt zijn wond geheeld... dan hoe, 'k bedrieg my niet...
Ja! Vlaand'rens legerbende vliedt!
Komt, wakk're vrienden! komt! 't voegt ons, dien vluchtelingen
Een vrolijk spotlied toe te zingen.
koor.
No. 17. Lustig, lustig, Vlaamsche helden!
Moedig draaft gy langs de velden...
Maar gy schijnt van 't spoor te dwalen:
Nooit brengt u die weg naar Stad.
Zegt! wie zoekt gy te achterhalen?
U ontloopt op 't zandig pad
Haas noch knijn, hoe vlug en rad.
| |
Zesde tooneel.
de vorigen, maldeghem, vlamingen.
maldeghem,
op de brug post vattende.
Keert lafaarts! blijft alhier voor 't minst den vyand staan!
| |
[pagina 235]
| |
Wat yd'le vrees kon u verslaan?Ga naar voetnoot1
Waar is uw oude moed gebleven?
Zoudt gy voor stedelingen beven?
gerbrand,
tegen de Landlieden.
En zouden wy den roem van Hollands vaan
In yd'le ledigheid aanschouwen?
Komt! vat de wapens op, getrouwen!
Ziet! ginds komt Hollands krijgsmacht aan.
Zy trok den vyand om. Ons Holland is behouen!
No. 18.
Zy trekken af. Vlamingen en Hollanders komen vechtende op het Tooneel. Maldeghem blijft met de zijnen de brug verdedigen.
| |
Zevende tooneel.
maldeghem, vlamingen, haemstede.
haemstede,
met gevolg opkomende.
Waar vlood die Maldeghem?
maldeghem.
Ha! 'k vinde hem in 't end!
Kom op! zijt gy die zoon van Hollands Graaf?
haemstede.
Ik ben 't.
Hy valt op Maldeghem aan en verslaat hem na een hevig gevecht. Inmiddels zijn de Vlamingen op alle punten door hunne tegenstanders overwonnen.
| |
Achtste tooneel.
haemstede, de schout, de tempelheer, beverwaert, agneta, bertha, gerbrand, krijgsvolk, burgers
en landlieden.
de schout.
Triomf! de zege is ons! de vyand is verslagen!
| |
[pagina 236]
| |
Heel Holland, edel held! zal van uw deugd gewagen.
haemst.
Ik heb alleen mijn plicht voor 't Vaderland gedaan.
(Tegen den Tempelheer, die opkomt.)
God dank, dat wy deez' dag te saam aanschouwen mogen!
de tempelh.
De tijding, die ik breng, zal wis uw vreugd verhoogen.
Een boô, uit Leydens wal te viervoet aangesneld,
Bericht, hoe Brabants heir, dat Dordrecht woû doen bukken,
Voor 't huis te Merwe zich den zege zag ontrukken
En schand'lijk vlood voor Puttens krijgsgeweld; -
Terwijl Grimaldis vloot, die op de Zeeuwsche baren,
Ons bystand aan zoû bien, de Maas was opgevaren.
Heel 't Land staat op in 't krijgsgeweer,
En wreekt in 't Vlaamsche bloed zijn fel beledigde eer.
de schout.
Triomf! zij wijd en zijd de blijde kreet geheven:
Lang moog' Graaf Floris zoon, lang de eed'le Witte leven!
allen.
Lang leve Floris zoon!
agneta.
Mijn Witte!
bertha.
Dierb're vrind!
haemst.
Mijn waardsten! -
agneta.
Welk een vreugd wordt aan mijn hart beschoren;
Nu 't dierbaar Holland, schier verloren,
In mijnen zoon zijn redder vindt! -
Dan 't voegt u, ook de stem der menschlijkheid te hooren;
Held Assenede, die zijn gunst my heeft betoond
En Floris jachtgebouw van overlast verschoond,
Bevindt zich in uw macht...
haemstede.
Men zorge voor zijn wonden,
Opdat, zoodra hy is hersteld,
Hy weêr in vrijheid tot de zijnen zij gezonden.
agneta.
Die daad is uwer waard.
allen.
Leev' Witte, Hollands held!
| |
[pagina 237]
| |
No. 19.
FINALE.
haemst.
Geliefden! ziet uw hart in 't eind de rust hergeven:
De Vlaming is verdreven,
En Hollands grond bevrijd!
koor.
De Vlaming is verdreven
In d' allerschoonsten strijd.
agneta.
Wat vreugd! ik zie mijn gade in Floris zoon herleven.
Zijn moed heeft Hollands dreven
Van 't Vlaamsch geweld bevrijd.
koor.
De Vlaming is verdreven
In d' allerschoonsten strijd.
bertha.
Ik klem aan 't minnend hart mijn Witte, zouder beven,
Van roem en eer omgeven,
Na d' allerschoonsten strijd.
koor.
De Vlaming is verdreven
Na d' allerschoonsten strijd!
|
|