Bladz. 96, reg. 3 v. ond.:
‘Tot Ziericzee was in groot aensien en achtinge, het huis en de vergaderinge van de Templieren, doch wierden in den jare 1213, de geheele orde, om haer al te groote macht, welke den Paus en Koning selfs schrikkelijk geworden was, van den Paus, door aenhouden voornementlijk van Philips de Schoone, Koning van Vrankrijk, gedoemt, om door geheel Europa, op eenen nacht, op alle plaatsen uitgeroeit en t' eenemaal verdelcht te werden.
De Soon van Mr. Francois van Sandijk, Secretaris der stede Ziericzee, die in den jare 1551 overleden is en Secretaris was geworden in den jare 1512, plach dikwijls te verhalen, dat sijn vader in het ondersoeken van de papieren der stede Ziericzee, noch gevonden en gesien hadde den brief, die aen de stad was geschreven over het ommebrengen, en dooden van de Templieren, dewelke secr wijd en breed toegevouwen was, om onder het opschrift noch verscheiden regelen te kunnen schrijven, en waren aldaer opgeschreven diergelijke woorden of sin: dat de voorschreven brief wierde geaddreseert aan Bailliu, Burgemeesters, Schepenen, en Raden der stede Ziericzee; en daar onder bijgevoegt, dat haer gelast wierde, op een precijsen nacht, die aldaer genoemt wierde, ten twaelf uren den Raed te laten vergaderen, om alsdan de voorschreven brieven te openen, en dat sij op lijfstraffe en sonder uitstel souden executeren de bevelen die daer in stonden gespecificeert; en soo sij sullex alleen niet en souden doen konnen, dat sij geauthoriseert wierden alle soodanigen luiden daer toe te ontbieden, als tot uitvoeringe van soodanigen werk soude noodig sijn, en dat sij hetzelve haer souden aenseggen met soodanigen bedreiginge, bij aldien sij haer daer van souden willen ontschuldigen, aen haer soodanigen straffe souden plegen, als haer gelast wierde te doen. Dese brieven op den bestemden tijt geopent sijnde, en den geheelen Raed na het lesen van dien seer ancxstig en verslagende wesende, doch eindelijk daer toe verstaende, hadden voor eerst goet gevonden voor haer te ontbieden alle ambachtsluiden, die aen de stad gewend waren te werken, en