De voorteekenen waren gunstig geweest, en het oogenblik, waarop die wakkere bende den ouderlijken grond zoude verlaten, was aanwezig. Nu rees Warman op en maande hen in eene treffende toespraak aan om zich, in de nieuwe loopbaan, die voor hen ontsloten werd, den Bataafschen naam waardig te gedragen. Eene algemeene toejuiching volgde zijne woorden; alleen de oude Erner schudde bedenkelijk het hoofd.
- ‘Geve de Alvader,’ zeide hij, ‘dat wij in hen, die wij thands als onze bondgenooten beschouwen, niet eenmaal onze meesters moeten eeren.’ -
- ‘Dat zal nimmer gebeuren,’ riep Gauna uit, terwijl zij in haar wagen opsteeg: ‘Hoort Batavieren! wat u de oppermachtige Goden door mijnen mond doen verstaan. Die benden, die thands en in volgende jaren den Romein met de kracht van hun arm zullen sterken, mogen in schijn hem dienen, gelijk de trouwe hond zijn meester dient; in waarheid zullen de zonen van het Zuiden zich door hunnen invloed laten besturen; en de tijd zal eenmaal komen, dat de opperheerschappij der waereld een deel zal worden van hem, wien de kinderen van het eiland met hunne gunst en bescherming verwaardigen.’ -
Hier zweeg zij: een luid gejuich begroette hare woorden: en de gewapende bende, zich op het sein van Alwart in beweging gezet hebbende, trok langzaam voorbij en nam haren weg naar het oord, waar de Romeinsche veldheer hunne aankomst verbeidde.