Nederland in den goeden ouden tijd
(1942)–Jacob van Lennep– Auteursrecht onbekendZijnde het dagboek van hunne reis te voet, per trekschuit en per diligence van Jacob van Lennep en zijn vriend Dirk van Hogendorp door de Noord-Nederlandsche provintiën in den jare 1823
[pagina 89]
| |
Achtste hoofdstukDorkwert; Oostrum; Garnwert; Esinga; Oldehove; Kommerzijl; Het Rugezand; Het Reitdiep; Ulrum; Leens; De Zuurdijk; Wehe; Pieterburen; Warfum; Usquert; Uithuizen; De Meeden; Het Zand; Apingadam; Delfzijl; Farmsum; Wagenborgen; Nijenwolde; Finsterwalde; Beester-Hamrik; De Nieuwe Schans; Winschoten. | |
Zondag 22 Juny.LANG nog bleef de woede der dolzinnige knapen het voorwerp van ons gesprek. Beurtelings moesten wij lachen over hun dwaasheid en ons bedroeven over den tijdgeest en over de verkeerde handelwijs der Hoogleeraren die jongelieden opzetten tegen iemand dien zij niet kennen, omdat hij eene dissertatie geschreven heeft, die zij niet gelezen hebben. Langs eene lage en omdijkte vaart traden wij voort langst de weinig beteekenende dorpen Dorkwert, Oostrum en Garnwert. Het eerste ligt een half uur van Groningen, de kerk staat op eene wierdeGa naar eind*, daar achter een huis; voor dezelve eene herberg en de school, terwijl de overige boerenwooningen op hare landerijen liggen: Garnwert is twee en een half uur van Groningen gelegen, mede aan de voormelde vaart of Reitdiep, dat in 1633 overlegd, Groot en Klein Garnwert doorsnijdt. De oude bedding dier vaart lag zoo kronkelig dat de schippers een paar etmalen noodig hadden om eenen afstand afteleggen, die men nu met matigen wind in een vierde uur afzeilt. Tusschen het nabijgelegen Feenwerd en Ezinga zagen wij het buitengoed Aldersma, den Heere R. DE MAREES VAN SWINDEREN toebehoorende. – De landstreek was hier afwisselend; beurtelings grazig | |
[pagina 90]
| |
en bebouwd: al de huizen echter klein en oud. Te Ezinge gingen wij in de kerk, die juist (te 9 ure) aanging; en hoorden eene erbarmelijke predikatie van Ds BINCKINS, neen BROERSIUS. Na de preek dronken wij koffi, welke wij reeds te 11 ure ophadden, zoodat de dienst niet lang geduurd had. – Over Saaksum wandelden wij nu naar Oldehove, een fraai en groot dorp in een cirkel gebouwd met een zware kerk in 't midden. Vandaar togen wij over binnenpaadjens de weiden door, zagen eene boerderij met groote en dichte bosschaadjes omringd, en kwamen zoo te Kommerzijl na eene aldaar geplaatste sluis dus geheten. Voor het dorp strekt zich eene groote vlakte uit tot het Reitdiep toe, met veelvuldige dijkjes omringd, voorheen een aangeslijkte oever. Het land nam voor dien plek te omdijken doch liet de onderneming varen omdat men de kosten op ƒ 1500 schattede. De gebroeders MARTENS TEENSTRA verzochten hierop op eigene kosten dien over te mogen omdijken, 't geen hun geen ƒ 5000 kostte. Oningedijkt bedroeg het koopschat ƒ 46.500. De door hen gelegde zeedijk van 16 voeten boven het maaiveld heeft 1600 roeden lengte en werd in één jaar voltooid. Dus wonnen zij zich een' grond van ruim 300 morgen aan die thands een der vruchtbaarste van de provintie is. Ons voornemen was hen te bezoeken; dus begaven wij ons het Rugezand (zoo heet deze polder) door naar de boerderij van DOUWE MARTENS: op ons herhaald kloppen werd niet geantwoord, doch een van de kinderen des boers leidde ons binnen. In een groote kamer zat eene oude boerin. Voor haar lagen Campers Zielekunde* en de Oden van Feith*: zij bood ons dadelijk pijpen en liqueur aan, verhaalde dat DOUWE MARTENS Donderdag te voren was gestorven, en dat zij nu gehaald was om op de kinderen te passen, die aan 't visschen waren om zich wat te verzetten. Vervolgens wees zij ons het huis, uit vijf ruime kamers bestaande, in eene derwelker de portretten der gansche familie hingen (N.B. de grootste kamer zagen wij niet omdat aldaar het lijk lag), eene groote keuken en de kelders, een korenzolder waarop een vertrek vol ster- en meetkundige werktuigen enz. Daarop wandelden wij de tuin rond, die met verscheidene soorten van vruchtboomen beplant was, traden in de koe en paardestallen, voor 40 à 60 beesten bestemd en in de schuur welke naar mijne gissing 250 voet lengte à 100 breedte en 50 hoogte hebben zal. Na de oude vrouw bedankt te hebben trokken wij om overgezet te worden naar het Reitdiep, over den modder langs een soort van voetpad uit | |
[pagina 91]
| |
losse steenen bestaande voorthunkerend. Aan den oever plaatsten wij ons in eene boot die door twee mannen uit het slijk in 't water geduwd werd, en lieten ons toen naar de Zoltkamp roeien, 't geen niettegenstaande dezelver 10 minuten gaans van de hoeve afligt, een groot uur duurde wegens den sterken tegenstroom en het lage water. Een zeehond volgde onze schuit zeer lang: ook zag ik tallooze watervogels. Het was zeer koud en woei hard: terwijl de golven gedurig over de boot sloegen en ons nat maakten. Bibberend van koude en druipnat kwamen wij aan de herberg aan de Zoltkamp aan. Deze plaats is dicht bebouwd en volkrijk; de inwooners bestaan er meest van den vischvangst. Men telt er 19 à 20 vischschuiten: aan den zeekant ligt eene ongebruikte batterij: de haven is goed, doch moeilijk te genaken en een gedeelte des daags geheel droog. Uit ons raam zagen wij een bruinvisch zwemmen, die wel 12 à 15 voet lengte had. Na vrij goed gegeten te hebben, begaven wij ons te 9 uur naar bed en rusteden voortreflijk uit van de slapelooze nacht en vermoeienis des daags. | |
Maandag 23 Juny.Te half vijf waren wij reeds op marsch en wandelden over een kleiachtigen grond, evenals in het Westerkwartier over Ulrum, een groot en bloeiend dorp naar Leens, dat nog fraaier en volkrijker is, hebbende een' kruiskerk met een heerlijk orgel. Vandaar deden wij een' uitstap naar de Zuurdijk om de weduwe ROELOF EIGES, die aldaar eene schoone boerderij heeft, te bezoeken. Lang dwaalden wij rond daar men ons verkeerd onderricht had. Eindelijk liep ik eene boerenplaats op om naar haar te vernemen. Hier noodzaakte een groote hond die mij aanviel spoedig den aftocht te blazen; doch de boer kwam ras bij ons en wees ons een pad dat wij volgen moesten. De hoeve genaderd, bleven wij aan de plank staan uit vrees voor dergelijke ontmoetingen en dorsten dezelve niet over, te meer daar wij van achteren op de werf kwamen, doch riepen uit al onze macht. Daar dit niet hielp, waagde ik het al rondziende eerst een' voet, voorts den anderen, en eindelijk het geheele lijf in den appelboomgaard te wagen, en nu des te minder gerucht makende naderde ik eindelijk de woning en klopte aan. Men deed mij open, waarop ik VAN HOGENDORP riep. Wij vroegen naar de weduwe en werden na een oogenblik toevens door haar rentmeester of boekhouder bij haar ingeleid. De eigenares was oud en | |
[pagina 92]
| |
lelijk, eenvoudig gekleed en in platduitschen tongval sprekende. Dadelijk schonk zij ons bitter, gaf ons pijpen en deed ons veele vragen, zijnde zij even als alle Friezen en Groningers zeer nieuwsgierig. Na een wijl rustens bracht zij ons in een kamer, waar alles van heerlijk porcelein en zilverwerk blonk. In de eene hoek stond een staand kabinet met uurwerk met eene klok en verscheiden rollen muziek, waarop zeer lieve waltzen en andere airtjens gezet waren, die zij voor ons aan den gang bracht. Aan de andere zijde hong een kast met vijftien zilveren en twee goudene zweepen op onderscheidene plaatsen door hare harddravers gewonnen. Ook toonde zij ons een gouden snuifdoos van 8 ℔ zwaarte, met brillanten omzet en het cijffer van Koning LODEWIJK in 't midden, insgelijks van gesteenten, welke te Groningen verharddraafd en door haar gewonnen was. In de nabijgelegen' gang stond weer een speelende klok. Verscheidene kamers wandelden wij rond, alle goed gemeubileerd. Een bulhond van de grootte en sterkte eens leeuws, doch zeer beleefd en welopgevoed verzelde ons. Ook zagen wij de tuin waar perziken, abrikoozen, druiven, morellen, enz. enz. heerlijk prijkten. De koe- en paardestallen waren onoverzienbaar: het koetsenhuis zag juist uit op eene laan die onder een dijk door hare bezittingen rond ging, welke zich tot aan het Reitdiep uitstrekken en een uitgestrektheid van 800 grazen lands hebben. N.B. een graas is 2/5 van een morgen. De schuren waren als kerken. – Meer dan tachtig koeien en over de honderd schapen grazen in hare weiden. – Nu kreeg een tweede, geketende bulhond twist met den anderen, sleurde hok en alles met zich en viel hem aan, 't geen een ontzettend gezicht opleverde. Echter kwamen beide als ongedeerd uit den strijd. – Nu dronken wij eenige kopjens koffi en aten boterhammen met beschuit en kaas. Te half tien bracht de goede vrouw ons zelve op het voetpad naar Wehe en wenschte ons goede reis. Onderweg echter verdwaalden wij nu en dan omdat alle paden elkander gelijken en langs korenvelden loopen. Tusschen Wehe en Leens zijn de befaamde hooge wierden, waar men zegt dat zich de Romeinen onder VITELLIUS tegen den springvloed borgen. Over Saaksumhuizen kwamen wij te Pieterburen, een aanzienlijk dorp, waar het fraai buitenverblijf van den heer ALBERDA is: op dat goed overleed SONOY. Na wat gerust en gedut te hebben, wandelden wij over den Andel langs een binnendijk tot Warfum een groot welvarend dorp, waar wij een poos stil | |
[pagina 93]
| |
hielden en met de meid keuvelden die niet onaartig was en drok met VAN HOGENDORP twistede over haar' boter en de Leydsche, tot zij ons eindelijk de hare proeven liet die beter was dan de laffe Groningsche boter algemeen is. – Vanhier liep onze weg over het uitgestrekte Usquert naar Uithuizen. Beide zijden van den weg waren bezoomd met boerenplaatsen, alle zoo groot en welgelegen als die wij gezien hadden, men moet dezelve bezocht hebben om er zich een denkbeeld van te maken. – Op elk huis waren bliksemafleiders. Aan onze linkerhand hadden wij onder 't voortgaan den Noordpolder. Hier heeft de zee door gedurige aanslijking een groot stuk kleilands buiten dijks gevormd, 't welk men in 1810 heeft ingedijkt voor ƒ 216.500. Een getal van 310 man die 521 paarden gebruikten, voltooiden dit werk tusschen April en September. Een dijk van 2632 ⅝ juklands, elk van 275 vierkante roeden. Het kanaal ter afwatering dat 2353 roeden lang is, kostte ƒ 6550. Door de Noorderzijl welke 12 voeten wijd en 64 lang is loopt het water in zee. Deze sluis kostte ƒ 22.000. Het groote dorp Uithuizen waar wij na eene wandeling van negen uren aankwamen, ligt aan het einde der trekvaart naar Groningen en is zeer lang en uitgestrekt. Er is eene Hervormde, eene Roomsche en eene Doopsgezinde kerk. Te half acht aten wij in de herberg De Roos, dronken thee, en gingen te negen ure bedwaarts. | |
Dinsdag 24 Juny.Schoon te vier ure opgestaan, moesten wij ons getroosten tot acht ure uit het raam te zien of de slagregen wilde ophouden. Eindelijk verlieten wij de herberg, en met de blaauwe kielen bedekt, wandelden wij de fraaie plaats van den Heere ALBERDA VAN MENKEMA langs, waar tamelijk hooge boomen staan, als ook den huize RENSEMA, den broeder des voornoemden toebehoorend. Hierbij ligt het dorp de Meeden, waar een hooge en nieuwe toren de kerk versiert. Langs een' met hooge wilgen beplantten weg traden wij voort tot de regen ons in een' kroeg dreef, welke wij te half elf weder verlieten en een uur later aan het Zand aankwamen, mede vruchtbare ingedijkte landen bezittend welke tusschen 1257 en 1266 gewonnen werden. Hier vonden wij een' koopman in lijnwaden uit Appingadam, die ons wat verder onder weg inhaalde en eene plaats in zijne chais aan bood. Na lang weigeren namen wij die aan, en reden over een heerlijken weg, met fraaie boereplaatsen bezet door de dorpen | |
[pagina 94]
| |
Leermens, Jukwert en Garnwert naar Appingadam, waar wij te twaalf ure bij MARTENS in 's Lands Welvaren afstapten. Dit vlek, als men weet in 1527 met stadsrechten beschonken, heeft een rechtbank van eersten aanleg over de districten Fivelgo en Hunsego, en het vredegerecht over het kanton. De kerk is groot en schoon, als ook die der Roomschen en de Synagoog. Door de trekvaart die van Groningen naar Delfzijl hier voorbij gaat is deze plaats zeer voor beroepen en neeringen geschikt. De jaarlijksche paardemarkten zijn er zeer vermaard. De inwooners zijn ten getale van ruim 1700. Na de plaats rond gewandeld te hebben aten wij met den ouden kapitein SCHMALE, die zich om 1813 aan 't hoofd eener compagnie scherpschutters plaatste en den Franschen veel afbreuk deed. Hij sprak een mengelmoes van Duitsch en Hollandsch. – Gansch Groningen en Drenthe kent hem. In al de eerste huizen is hij altoos welkom. Hij nam ons zeer in vriendschap en bracht ons zelfs een eind weegs naar Delfzijl om ons het voetpad te wijzen. Elk die hem ontmoette groette hem met de toeroep: dag alter. – Te zes ure kwamen wij te Delfzijl in 't logement Emden bij WEISSE aan, dronken thee, en bezichtigden vervolgens de stad en de haven. Deze was voorheen zoo diep dat DE RUYTER er met de Westindische vloot en dertig Engelsche prijzen in 1665 binnenliep. Nu zou dit door de afslijping ondoenlijk zijn: echter behoort deze haven nog tot de beste van ons rijk, zijnde bij hoog water 25 voeten diep. Er lagen enkel binnenschepen, met zand en steenen beladen, en dat nog wel op het drooge. Aan de zeekant is tegen de haven een muur gebouwd met drie groote en eene kleine poort: aan de landzijde zijn zeven bolwerken; hooge schoone wallen en eene diepe gracht door Coehoorn veel verbeterd. De Fivel of het Damsterdiep heeft hier door twee, voorheen door drie sluizen of zijlen zijne uitwatering, welke eerst de Delf heette, waarna de vesting genoemd is. Dezelve is met breede straten gebouwd en heeft zelfs een huis met eene porte-cochère, waardoor al de andere huizen wel heen kunnen loopen. Te half negen dronken wij eene flesch wijn, en zagen de invaliden welke hier ter getale van honderd met vrouw en kinderen de groote Cazerne bewoonen, hun pijpje voor de hoofdwacht smooken. Te negen ure gingen wij bedwaarts. | |
[pagina 95]
| |
kerk en toren zijn hoog, en deze laatste scheef gebouwd. Twee steen- en pannebakkerijen, eene kalkbranderij, eene scheepstimmerwerf, een zaag- olie- rogge- en pelmolen vindt men in hetzelve. In 1813 had dit dorp door de Franschen die in Delfzijl genesteld waren, veel te lijden: eene rij huizen werd er omvergehaald, de lommerrijke lanen, wandelingen en boomgaarden werden vernield om het geschut vrij te hebben. – Twee ure vandaar ligt Wagenborgen, waar wij als in alle boereherbergen bij een blakend vuur werden opgewacht, en ontbeten. Dit dorp is niet groot en ligt op een min vruchtbaren zandgrond. Om te Nijenwolde te komen, dat er een vierde uurs vandaan ligt, hadden wij een uur werk wegens den omweg dien wij om een korenveld nemen moesten. Nijenwolde, een groot en zeer vruchtbaar dorp is door indijking aan den Dollert ontnomen. De gemeente is hier zoo groot dat er twee scholen zijn. Langs een steenen voetpad door het koren voortgaande, kwamen wij aan eene herberg, waar de kastelein ons raadde links om den nieuwendijk optegaan. Dit deden wij en hadden aldaar links en rechts, het heerlijk gezicht over de ingedijkte polders, waarvan de laatste 2200 deimtenGa naar voetnoot1 lands (elke deimte van 240 roeden) bevat, en in 1819 en 1820 geschied is. Bloeiend staan er de korenvelden. Het koolzaad had er van den vorst geleden, anders zoude het gezicht nog fraaier geweest zijn. Boerenwooningen van drie verdiepingen hoog stonden heinde en veer verspreid. Men geeft hier voor de deimte lands tot bij de ƒ 100 huurs, 't geen onbegrijpelijk veel schijnt: doch de belastingen en verpondingen zijn hier hoog en worden door den eigenaar geheel gedragen, mede wegens de beklemming waarvan ik hooger sprak. Te Finsterwolde, een aanzienlijk en zeer uitgestrekt dorp hadden wij wederom met eenige groote honden twist, wij aten en dronken er koffi van 12 tot 2 in een' groote herberg. VAN HOGENDORP die sints de slapelooze nacht van Groningen niet zeer wel was, herstelde zich hier met een twintigtal kopjens. – Na den dijk verlaten hebbende wandelden wij door fraaie velden naar Beester-Hamrik. Hier werd ons oog verrukt door het aanschouwen van meer dan honderd boerenwooningen, elk van drie verdiepingen hoogte, met onmetelijke schuren voorzien, en zich zoover het oog reikte in den Pruissischen polder uitstrekkend. Na een half uur gaans kwamen wij aan een | |
[pagina 96]
| |
dijkje dat men ons voor de kortheid had aangewezen: maar dat slechts van modder bestond, en waar men bij elke schrede een' halven voet in zakte; dit duurde drie kwartiers en was hoogst verveelend na acht uren geloopen te hebben. Het eindigde aan de Nieuwe Schans, waar wij te 4 ure aan kwamen en in de groote herberg van BUISMANS (of zooals de Groningers zeggen: BOESMAN) onzen intrek namen. Mijn reisgenoot dronk er nitri ter herstelling en ik bier. Na een ogenblik gerust te hebben traden wij de vijfhoekige vesting in, doch stootten spoedig ons hoofd aan de andere poort. De schansen rondwandelende die voor hooi- en grasvelden gebruikt worden, kwamen wij aan de school en traden dezelve binnen, ons van den naam des hoogleeraars VAN SWINDEREN bedienende. De meester beviel ons wel: een tachtigtal kinderen geniet hier onderwijs; daar wij echter op de avondschool kwamen zagen wij er slechts dertig à veertig. Men leerde hier de kinderen wat minder uit boekjens van 't Nut van 't Algemeen en wat meer uit den Bijbel. Te zes ure in de herberg gekeerd, aten wij met een platten Amsterdammer die verheugd was een stadgenoot te zien, doch niet begreep dat hij mij, noch ik hem kende, en trokken spoedig naar bed. | |
Donderdag 26 Juny.Te half vijf ure wandelden wij de vaart langs naar Winschoten. Halverweg rusteden wij aan eene herberg uit en assisteerden bij de toilette van eene dochter of dienstmaagd, eene der schoonste vrouwen die ik immer gezien heb. Haar aanblik was die van Juno; hare armen, handen en voetjens die van Venus; haar boezem die van Diana; hare bewegingen die der Gratiën. Wat verder betaalden wij tol zonder dat er een tolhek was. Nabij Winschoten overviel ons een geweldige regenbui, waartegen onze kielen zelfs niet volkomen weerstand konden bieden. In de herberg Het blauwe Paard kwamen wij te half acht en ontbeten aldaar; tusschen de buien door bezichigden wij het fraaie en ruim gebouwde vlek, waar groote huizen staan, nog gedurig getimmerd wordt en bij de 2700 zielen woonen. De rechtbank over het Oldamt en Westerwolde benevens het vredegerecht over het kanton zijn er gevestigd. De Hervormde kerk heeft een groot orgel: ook is er eene Roomsche en eene Synagoog. – Wegens den regen bleven wij, aten met een verveelend gezelschap dat slechts van moorden uit liberaliteit sprak: ik speelde met een' zeekapitein biljard, schreef tot 9 ure en sliep goed. |