| |
| |
| |
X.
Zoo er thans ten onzent minder Latijn geciteerd wordt dan vroeger, tal van uitdrukkingen, aan de Fransche schrijvers ontleend, zijn hier nog gangbare munt in het dagelijksch gesprek. Vous êtes orfêvre monsieur Josse, zegt iedereen nog Sganarelle na (uit den Amour médecin act. 1, sc. 1), die er een spreekwoord van gemaakt heeft, van den dag af, waarop hij die woorden 't eerst gebezigd heeft.
Que diable allait-il faire dans la galère d'un Turc, laat Cyrano de Bergerac een zijner personaadjes zeggen in een zeer vermakelijk tooneel van zijn Pédant joué (act. II, sc. 4). Molière ontnam hem dat tooneel, 'twelk hij tot een juweel vervormde, en zijn gezegde, 'twelk hij tot een spreekwoord maakte: en van dat tijdstip af hoorde men iedereen met den Géronte van de Fourberies de Scapin (act. II, sc. 11) herhalen: Que diable allait-il faire dans cette galère?
Wie heeft, sedert Tartuffe geschreven werd, niet met
| |
| |
Orgon wel eens uitgeroepen: le pauvre homme! of niet, sedert l'Avare, met Harpagon, aan de beauax yeux de sa cassette gedacht? en hoe honderd malen hoorde ik moeders, die zich verwonderden, dat haar dochters niet zoo onnozel waren als zij zelve meenden op zekeren leeftijd te zijn geweest, uitroepen: il n'y a plus d'enfants! zonder in de meeste gevallen te weten, dat zij eenvoudig de woorden van Argant, uit den Malade imaginaire (act. II, sc. 11) citeerden.
Nul naura de l'esprit hors nous et nos amis, uit de Femmes Savantes (act. III, sc. 2) is van alle tijden de leus van alle kameraadschappen geweest, en, sedert Molière in zijn Amphitryon schreef:
Est l'Amphytrion où l'on dine,
heeft die Grieksche eigen naam, als synoniem, elken ‘gastheer’ aangeduid en het
Le seigneur Jupiter sait dorer la pilule,
uit hetzelfde, is van blijvende toepassing, waar een minister, bij 't aftreden, een grootkruis of ander blijk van erkentenis voor bewezen diensten ontvangt.
Wellicht nog meer citaten dan aan Molière, zijn aan La Fontaine te danken. Spreken wij van ‘de kat de bel aan te hangen,’ dan vertalen wij het attacher le grelot, uit zijn fabel le Conseil tenu par les rats: noemen wij een bemoeial la Mouche du coche, dan is dit een verwijzing naar de 9de Fabel van 't Zevende Boek, en spreken wij van ‘het verkoopen van de be- | |
| |
renhuid,’ dan halen wij de zedeles aan der Fabel l'Ours et les deux compagnons. Nooit zijn de verdiensten van l'Oeil du maître zoo opgehaald geworden als sedert La Fontaine ze (Livr. IV, fab. 21) zoo helder had aangetoond, en ‘Gros Jean comme devant te blijven’ is een spreekwijze aan de fabel van le Pot au lait ontleend. ‘De druiven zijn zuur’ is sedert hij le Renard et les Raisins geschreven heeft, de verachtende uitroep gebleven van al wie, een gewenschte zaak niet kunnende bereiken, zich troost, door de houding aan te nemen, alsof hem die geheel onverschillig was. Maar talrijk zijn ook bij La Fontaine de gezegden, die onveranderd in de dagelijksche taal tot spreekwoorden zijn overgegaan, als b.v.:
A l'oeuvre on connait l'artisan,
uit de fabel van Les Frêlons et les mouches à miel:
Aide-toi, le ciel t'aidera,
uit den Charretier embourbé: -
Plus fait douceur que violence,
uit Phébus et Borée: -
Ne forçons point notre talent,
uit l'Ane et le petit chien: -
Travaillez, prenez de la peine,
C'est le fonds qui manque le moins,
uit Le laboureur et ses enfants enz. enz.
| |
| |
Meermalen hoorde ik ook, als deze of gene de Sprookjes van Moeder de Gans prees, de woorden van den grooten fabeldichter uit zijn gedicht Le Pouvoir des Fables aanhalen:
Si Peau d'âne m'était conté
J'y prendrais un plaisir extrâme.
Wie intusschen, op dat citaat af, zich verbeeldt, dat La Fontaine hier eene der vertellingen op het oog had uit de Contes des Fees van Perrault, waar ‘Moeder de Gans’ een vertaling van is, zou zich grootelijks bedriegen. De aangehaalde verzen zagen in 1678 het licht, en eerst in 1694 de bundel van Perrault, en de vertelling: waar de fabeldichter op doelt en welke hij reeds van zijn min gehoord had, bestond reeds langen tijd voor dat Perrault haar uitbreidde. Ook waar, in Molières Malade Imaginaire, in 1673 't eerst gespeeld, (act II. sc. 11), Louison haar vader verzoekt, haar het sprookje van Peau d'Ane te vertellen, bedoelt zij het oude, dat zij van haar min had. Tegen den tijd, dat het sprookje van Perrault voor den dag komt, zal zij groot geworden zijn en er haar eigen kinderen mee kunnen vermaken.
Van Boileau heb ik hierboven reeds citaten bijgebracht, en ik zou er nog een menigte kunnen doen volgen. Wie heeft hem niet die schoone hulde aan de waarheid nagezegd, die in zijn Art poétique voorkomt:
Rien n'est beau que le vrai, le vrai seul est aimable? of niet het juiste van dien anderen regel, uit hetzelfde
| |
| |
dichtstuk, dien men echter doorgaans verkeerd citeert:
Un fat quelquefois ouvre un avis important?
of van dezen, altijd uit den Art poétique:
Le vrai peut quelquefois n'être pas vraisembable.
En welke huisvader, dien zijn vrouw op klieken onthaalde, heeft haar niet wel eens vers 104 uit den Eersten Zang van den Lutrin toegevoegd:
Un diner réchauffé ne valut jamais rien -?
Wat den grooten Corneille betreft, welke onderwijzer, die de gunst van een rijken en ijdelen vader wil behouden, heeft hem niet eens den lof van diens eenig zoontje gezongen, en daarbij, indachtig aan de beroemde plaats uit den Cid, den coup d'essai van het hoopvolle knaapje als coup de maître doen voorkomen! - En hoevele regels uit datzelfde treurspel zijn niet als pasmunt in de wandeling geraakt? Men denke slechts aan
A vaincre sans péril on triomphe sans gloire (Acte I, sc. 1). -
Aux âmes bien nées
La valeur n'attend pas le nombre des années (Acte II, sc. 2). -
Et le combat cessa faute de combattants,
en
Le flux les apporta, le reflux les remporte (beide Acte IV, sc. 3).-
Maar ook in zijn minder bekende tragediën zijn perlen gezaaid, die men te recht heeft in waarde gehouden. Men denke aan het
| |
| |
Devine si tu peux et choisis si tu l'oses,
uit Heraclius (Acte II, sc. 9): aan het
Rome n'est plus dans Rome, elle est toute où je suis,
uit Sertorius (Acte III, sc. 1): aan het
Le temps est un grand maître,
uit hetzelfde stuk (Acte I, sc. 5): aan het
Moi dis-je et c'est assez,
uit Médée (Acte I, sc. 5) enz. - En hoe dikwijls heb ik oude heeren, die gewend waren in hun sociëteit hombre voor 10 stuivers 't fiche te spelen, hooren brommen als zij het en familie voor een halven stuiver moesten doen en er dan bijvoegen: le jeu ne vaut pas la chandelle, zonder er bij te denken, dat zij een regel uit Le Menteur (Acte I, sc. 1) citeerden!
Maar zoo dit gezegde in een blijspel voorkomt, in zijn treurspelen en wel in die, welke hij onder de ingeving der somberste Muze geschreven heeft, vindt men er evenzeer, die men eer in een vrolijke pastorale zou verwachten. Zoo leest men in de ijzingwekkende Rodogune (Acte I, sc. 8) deze liefelijke regels, waarvan de eerste menigmalen wordt geciteerd als men de tijding verneemt van een engagement, waar men vreemd van opziet:
Il est des noeuds secrets, il est des sympathies,
Dont, par le doux rapport, les âmes assorties
S'attachent l'une à l'autre, et se laissant piquer,
Par ce je ne sai quoi qu'on ne peut expliquer.
| |
| |
Van Corneille sprekende, herinneren wij den lezers, dat ook zijn broeder Thomas in zijn Comte d'Essex (Acte IV, sc. 3) een regel geschreven heeft, dien hun nanicht Charlotte Corday, den avond voor haar dood, in een brief citeerde:
Le crime fait la honte et non pas l'échafaud,
een regel, die steeds beroemd gebleven is - en evenzeer de twee, waar hij zijn Festin de pierre mede begint:
Quoiqu'en dise Aristote et sa digne cabale,
Le tabac est divin, il n'est rien qui l'égale.
Bij Racine evenzeer springen ons de schoone verzen uit al zijn werken tegen. Wie herinnert zich niet dat uit zijn Phèdre:
Le jour n'est pas plus pur que le fond de mon coeur
of dat andere, uit Britannicus, 't welk men zoo dikwijls heeft geparodieerd;
D'une beauté qu'on vient d'arracher au sommeil,
en, uit hetzelfde stuk:
Ni cet excès d'honneur, ni cette indignité...?
of het gezegde van Acomat in Bajazet:
Nourri dans le serail, j'en connais les détours.
| |
| |
Ook Voltaire heeft vrij wat verzen geschreven, die in spreekwoorden zijn overgegaan, maar geene zijn zoo dikwijls toegepast als dat uit den Eersten Zang der Henriade:
Tel brille au second rang qui s'éclipse au premier,
en deze twee uit Tancrède:
A tous les coeurs bien nés que la patrie est chère (Acte III, sc. 1).
Il s'en présentera gardez-vous d'en douter (Acte III, sc. 4).
Het
Que voulez-vous de plus, Mérope est à vos pieds,
uit het treurspel van dien naam (Acte IV, sc. 4), wordt mede zeer dikwijls gebezigd, en wel wanneer iemand zich over 't een of ander verschoonen wil; en zoo ook die twee andere regels uit hetzelfde stuk (Acte II, sc. 8), die een zoo treurige apologie van den zelfmoord behelzen, zoo dat iemand er de scherpste kritiek van gaf door voor te stellen, ze boven de deur van de Morgue te plaatsen:
Quand on a tout perdu, quand on n'a plus d'espoir,
La vie est un opprobre et la mort un devoir.
Bij Beaumarchais hebben wij slechts de rollen na te lezen, die hij aan Figaro en aan Basile geeft, om een rist van kluchtige zetten en van verdraaide spreekwoorden te vinden, die zich in 't geheugen hebben geprent. Zoowel het allez-vous coucher, Basile, als
| |
| |
het ce qui est bon à prendre est bon à garder, en nog zoo vele andere gezegden daarnevens zijn voortdurend in zwang gebleven.
Ook Regnard, de vroolijke blijspeldichter, levert ons tal van citaten. Open zijn Folies Amoureuses en gij vindt er den regel:
On aime sans raison et sans raison l'on hait,
wat een allerliefste navolging is van het 86ste epigram van Catullus:
Odi et amo, quare id faciam fortasse requiris?
Nescio, sed fieri sentio et excrucior.
En, wat verder, in 't zelfde stuk, zegt Crispin:
Hippocrate dit oui, mais Gallien dit non.
Uit den Legataire is het vers in 't geheugen gebleven, dat Géronte, die zich den dood nabij waant, zegt, om zich te verschoonen van nuttelooze geneesmiddelen te gebruiken:
La maison ne vaut pas la réparation,
en dat van Eraste:
(C'est dans les grands dangers qu'on voit les grands courages.
Uit de Ménechmes (Acte III, sc. 11) die kluchtige regel:
Que feriez-vous, Monsieur, du nez d'un marguiller?
| |
| |
en het gezegde van den eenen Ménechme in 't slottooneel:
Il semble, à vous entendre,
Que vous n’ayez ici qu’à vous baisser et prendre.
Nog rijker in gelukkige verzen is le Joueur. Daarin vindt men het beroemde Allons, saute Marquis, en de fraaie regels, die eeuwig het devies van het kansspel zullen blijven:
Qu’un joueur est heureux! Sa poche est un trésor,
Dans ses heureuses mains le cuivre devient or.
In den Méchant van Gresset treffen wij niet minder van die verzen aan, die 't publiek maar had te hooren om ze te onthouden. Zoo b. v.:
Un rapport clandestin n'est pas d'un honnête homme.
Quand j'accuse quelqu'un, je le dis et me nomme (Acte V sc.
L'esprit qu'on veut avoir gâte celui qu'on a (Ibid sc. 7.)
L'aigle d'une maison n'est quun sot dans une autre (Ibid),
Elle a d'assez beaux yeux
Pour des yeux de province
en, in zijn brief sur la convalescence.
La douleur est un siècle et la mort un moment.
Maar ook door schrijvers van minderen rang en zelfs bij enkelen, die niet dan bij uitzondering de lier hanteerden, ontmoeten wij meer dan eens een hoogst gelukkige uitdrukking. De lezer weet, of misschien weet
| |
| |
hij het niet, dat de kardinaal van Richelieu ook een treurspel l'Hirame geschreven heeft en een blijspel les Thuileries.
In het eerste komt deze rogel voor:
Savoir dissimuler est le savoir des rois,
in het andere:
Pour tromper un rival l'artifice est permis,
On p(problem)ut tont employer contre ses ennemis.
Geen onaardige bekentenissen van een staatsman!
Men kent de fraaie regels op de uitvinding der schrijfkunst:
C'est de lui que nous vient cet art ingénieux
De peindre la parole et de pari er aux yeux,
Et par les traits divers de fìgures tracées
Donner de la couleur et du corps aux pensées.
Maar wie weet, dat zij van Bréboeuf zijn? - 't Is al wat men van zijn geschriften onthouden heeft; maar 't is voortreffelijk.
Ook de nu vergeten schrijver Piis bewees eenmaal hoe men veel in weinig woorden zeggen kan. Hij schreef:
On s'éveille, on se léve, on s'habille et l'on sort.
On rentre, on dine, on soupe, on se couche et l'on dort; -
't gansche leven, in twee regels, die dan ook zullen blijven leven.
Van Mevrouw Deshoulières, hoe hoog zij in haar tijd
| |
| |
ook geprezen werd, is maar weinig overgebleven; wat citeert men van haar? twee voortreffelijke regels uit haar Reflexions sur le jeu:
On commence par être dupe,
On fìnit par être fripon.
en deze, uit haar Reflexion VIIIme,
Nul n'est content de sa fortune
Ni mécontent de son esprit.
Een vers van Quinault, dat herhaaldelijk geciteerd wordt, is dit:
C'est ainsi qu'en partant je vous fais mes adieux;
maar wie zou denken, dat dit vers, 't welk men nooit anders bezigt dan op een kluchtigen toon en met kluchtige gebaren, niet in een blijspel voorkomt, maar het schrikbarend afscheid is, dat, in de opera van Thésée, door Medea aan haren vijand van uit haar gevleugelde kar wordt toegeroepen, als profetie der rampen, die volgen moeten.
Raisonner sur l'amour, c'est perdre la raison
komt in het lieve stukje le Coeur van Boufflers voor, en 't schijnt hem ingegeven door een gezegde van Mejuffrouw de l'Espinasse: la logique du coeur est absurde.
Tous les méchants sont buveurs d'eau:
C'est bien prouvé par le déluge
| |
| |
komt voor in een liedje van den graaf de Ségur, die bijna niets geschreven heeft; - van Scribe, die ontzettend veel geschreven heeft, is bijna geen ander gezegde tot citaat verheven dan het Prenez mon ours uit l'Ours et le Pacha. Trouwens de vruchtbare vaudevillist heeft dat recept niet alleen gemaakt, maar ook getrouw in praktijk gebracht.
|
|