En toch, in weérwil van al wat er tegen is ingebracht, en behoudens den eerbied voor de beroemde personaadjen, door wie zulks gedaan is, neem ik de citaten in mijn bescherming - op drie voorwaarden: dat zij niet misbruikt, dat zij niet verminkt worden en dat zij van pas worden aangebracht.
't Spreekt van zelf, dat, zoo min bij het ongunstig oordeel, dat in de hierboven vermelde gezegden over de citaten is geveld, als in mijn geheel volgend betoog, eenige sprake kan zijn van zoodanige citaten als tot bewijsgronden of ter bevestiging eener zaak worden gebezigd, van welken aard b.v. zijn de plaatsen uit de profeeten, waarop gewezen wordt in de boeken van het Nieuwe Verbond, de teksten, die een leeraar, of de wetsartikelen, die een pleiter aanhaalt. Van deze allen toch is het nog niemand in 't hoofd gekomen, met afkeuring te spreken. Neen, wij bedoelen natuurlijk alleen die citaten, welke met geen ander doel worden gebruikt, dan om een denkbeeld te formuleeren, een waarheid kort en krachtig uit te drukken, aan een meening klem, of aan den zin op bevallige en onverwachte wijze eenigen zwier bij te zetten.
Mij dunkt, waar citaten de hier door mij aangewezen strekking hebben, dat zij uit den aard der zake reeds hare rechtvaardiging met zich brengen. Niemand toch zal ontkennen, dat wie zich bedient van de gedachte, aan een vreemde ontleend, doch die met juistheid is uitgedrukt, altijd beter verstaan zal worden dan hij, die zijn gedachte op eigen, doch min duidelijke of gelukkige wijze openbaart: ja diezelfde Bayle, van wien wij zoo even een zijdelingschen schimpscheut