steden, waar je geregeld komt op den duur helemaal thuis gaat voelen. Je kunt wel nooit lang blijven, vooral tegenwoordig, maar de tijd dat je er bent, leef je toch het gewone leven van gewone mensen mee. Trouwens, als je ergens 30 maal 1 dag bent, is dat met elkaar een hele maand. Als we een poosje tijd hebben in New York, doen we tegenwoordig iets heel geks. Er zijn daar net als in Parijs van die ateliers, waar iedereen kan komen werken. Je betaalt een klein entrée. Er poseren modellen. Daar gaan we naar toe. We zijn er allebei fel op.’
‘Heerlijk,’ zegt Aviola en knijpt als een poes haar ogen dicht.
‘Vooral schilderen, tekenen niet zo.’
‘Wat ik maak, is afschuwelijk,’ zegt haar vader, ‘maar ik sta voor niets. Gisteren nog bij Wim Kan en Corrie Vonk. Die hadden een volière met allemaal exotische vogels, groen en geel en rood. Ik móést ze schilderen. Maar hoe schilder je nu ijzergaas?’
‘Je zou het weg kunnen laten,’ is mijn advies.
Maar ik raak daar een teer punt. ‘Nee,’ zegt Viruly, ‘eerst wil ik ijzergaas kunnen schilderen om het dan misschien weg te laten. Ik heb een ontzaglijke waardering voor goed vakmanschap. Ook in de literatuur. Eerst moet je een sonnet kunnen maken, om het dan misschien niet meer te willen. Ik schilder ook heel realistisch. Ik vind dat iedereen daar mee beginnen moet, voor hij gaat experimenteren en weglaten.’
Een nieuw boek? Ja, dat verschijnt binnenkort. ‘De zee en de overkant’ heet het. Het begint op het meest betoverde plekje van Nederland, in Veere op de Kampveerse toren. Daar eindigt het ook. Zowel de zee als de overkant hebben hem altijd bezig gehouden. Dan moet je er iets mee doen, er een boek over schrijven b.v. De overkant is zoiets als de steen der wijzen. Dat is altijd de volgende steen. Zo is er meteen weer een overkant, als je de overkant bereikt hebt. Maar deze eeuwige trek naar de overkant daargelaten, vindt hij het kleine Nederland een goed land om in te wonen. ‘Ik wil er best tot mijn dood toe blijven.’ Wel is Engeland, waar hij de oorlogsjaren doorbracht, voor hem een tweede vaderland geworden. ‘In vredestijd is het misschien prettiger in Frankrijk, maar in oorlogstijd kun je nergens beter zijn dan in Engeland. Het Engelse volk heeft stijl. De beschaving zit niet alleen aan de buitenkant. Toen alles verloren leek, stonden ze toch maar met die emmers zand op hun daken.’ Zouden we dat op het ogenblik niet allemaal moeten doen? Paraat