afgeschut met donkere schermen en de kamer was door buislampen onaangenaam hel verlicht als een ijssalon of cafetaria. ‘Ik werk altijd bij kunstlicht,’ zei mijn gastheer. Het meest wonderlijke was dat in kasten langs de wanden, achter glas, allemaal snoepgoed stond. Ik wist meteen dat dit een verzameling was, waarvan nooit iets werd opgegeten. Er waren zuurballen en kaneelstokken, stopflessen met allerlei soorten zuurtjes, planken vol suikerdieren, snoepwinkeltjeslekkers in giftige kleuren, toverballen, lolly's, veterdrop, Paaseieren. Het zag er feestelijk en kleurig uit. Het hardrose, dat me altijd aan kermis doet denken, was de kleur, die het meest domineerde.
Tijdens mijn bezoek liep meneer X. heen en weer tussen zijn zit- en slaapkamer. Hij ontving me, gekleed in een wil overhemd met bretels er over heen. Al pratende voltooide hij zijn toilet. Hij strikte zijn das, borstelde zijn haar, dan was hij weer in de slaapkamer verdwenen en hoorde ik hem daar rommelen. Van het eerste ogenblik af had hij het over niets anders dan over mijn werk, dat hij heftig afkeurde. Er deugde niets van, hoe ik de onzin bij elkaar haalde enz. enz.
In mijn droom was ik me er heel goed van bewust, dat ik naar aanleiding van dit bezoek een stukje voor het Geschenk moest schrijven en tenslotte zei ik: ‘Maar laten we nu eens over iets anders praten. Ik kan dat toch niet allemaal in mijn boekje zetten.’
Hij werd verschrikkelijk kwaad, rende weg de slaapkamer in, kwam terug met zijn jas aan - nu ineens een correcte heer in donkerblauw - poseerde zich voor me en schreeuwde: ‘Het is necromancie!’ In mijn droom haalde ik necromancie en necrologie door elkaar en flapte er uit: ‘Maar ik ben toch nog niet dood.’
Op hetzelfde ogenblik wist ik, nog steeds in mijn droom, dat ik inderdaad was uitgegleden. ‘Nou vindt hij me nog dommer,’ dacht ik en werd wakker.
Om precies te weten waarvan ik beschuldigd werd heb ik later het woordenboek opgeslagen. Bij necromancie stond: ondervraging der doden om de toekomst te kennen, de zogenaamde waarzegging door bezwering, d.i. zwarte kunst. En hiermee eindigt dan mijn verhaal. Ik heb het heerlijk gevonden om door Nederland te reizen. En op die ene in de droom na, hebben de schrijvers, die ik bezocht, me allen even vriendelijk ontvangen, waarvoor ik hun nog hartelijk dank zeg.