‘Vanmorgen snuffelde ik nog even in de ontzaglijke rommel, die ik dagelijks in mijn tas meesleep en vond plotseling in een nummer van het Katholiek Bouwblad tussen een folder jouw brief van liefst 14 September. In de halfslaap, die mij 's morgens altijd nog vrij lang vergezelt, moet ik de brief automatisch in het tijdschrift gestoken hebben...’
Hoe verder je in de geest van Gabriël Smit doordringt, hoe helderder en ordelijker het wordt. De kern is misschien een diep en zuiver blauw. Maar aan de periferie is het een nogal chaotische warboel van oprecht gemeende beloften die hij nooit zal houden, van brieven die eigenlijk geschreven zouden moeten worden, van afspraken waarvan hij zich alleen de naam of de tijd of de plaats herinnert, van datums die stuivertje wisselen - Is het al Donderdag vandaag? Nee, dat kan niet. Ik weet zeker dat het nog Woensdag is -. Dat geeft dan allerlei complicaties van mensen, die tevergeefs op hem zitten te wachten en op wie hij ergens anders weer vergeefs zit te wachten en dergelijke. Hij is het wel van plan, maar hij kan nooit de energie vrij maken om orde te scheppen in deze verwarring. Hij sleept ook symbolisch die tas vol rommel dag in dag uit mee heen en terug. Gelukkig misschien, want het is juist zijn charme dat hij niét volmaakt is.
‘Ik vind het erg vervelend dat het door mijn mogelijke nonchalance zo gelopen is,’ gaat de brief verder. ‘Vooral ook omdat ik het zo prettig zou vinden de wonderlijke samenleving, waarvan ik volgens mijn trouwboekje het hoofd ben, eens door jou geschetst te zien. Eigenlijk moet je beslist komen. Ik heb schatten van kinderen. Mijn vrouw en ik spelen heus goed quatre-mains (wat denk je van Schubert of een Mozart-sonate?), mijn oudste dochter zingt zo lief (helaas veel Brahms nu, maar dat gaat wel over). Ze is op het conservatorium. De tweede speelt fluit, de derde viool, de vierde zingt weer, de vijfde speelt piano. Als we allemaal thuis zijn kunnen we je zelfs op een drie- of vierstemmig vrouwenkoortje vergasten. Het is werkelijk wel om aan te horen. De moeilijkheid is alleen dat al dat vrouwelijk gekweel vaak een demonstratief ongeduld van de beide jongsten - alle twee zoons - tengevolge heeft. Heus, het is een reuze-club. Je mist wat als je het mist. Maar áls je het mist, is het mijn eigen ellendige schuld. Brrr... Zul je niet boos zijn?’
Natuurlijk ben ik niet boos, Gabriël. Hoe zou ik het kunnen zijn na zó'n lange brief. Wel spijt het me dat ik het gemist heb. In die