[Guillaume van der Graft]
Dat verleden, waar Anne Mulder zo graag vertoeft, voor Guillaume van der Graft is het iets, waarvan je je moet bevrijden. En dan bedoelt hij zowel het verleden van de mensheid als het verleden in ieder mensenleven. ‘Ik heb me er zelf zo sterk mee verbonden gevoeld,’ zegt hij, ‘maar ik geloof dat je proberen moet je ervan los te maken. Ik geloof dat je als mens, die leeft in deze tijd, aan een begin staat en dus “beschikbaar” moet zijn. Het verleden is er op uit je dat te beletten.’
Daarom is Abraham, de aartsvader, voor hem zo'n fascinerende figuur. Hij was de eerste, die zich losmaakte uit het oude verbond, die toen God hem riep op reis ging, een onbekende toekomst tegemoet.
‘Een stem doorbrak de stomme ring - van het bestaan waarin hij was - besloten, hij wordt waterpas - geschoven op de lange baan - waarlangs hij voortaan voort zal gaan.’
Zo schrijft hij in het laatste gedicht van zijn laatst verschenen bundel ‘Vogels en Vissen’, het gedicht dat heet ‘Aangaande Abraham’. Het probleem van verleden en toekomst, van reisvaardig, beschikbaar te moeten zijn, heeft hem bij het schrijven van deze verzen voortdurend beziggehouden, zegt hij.
Guillaume van der Graft is niet alleen dichter, maar ook dominee en heet dan W. Barnard.
Ik wil altijd graag weten om welke reden mensen een pseudoniem kiezen en vraag hem wat de zijne was.
‘Nu zou ik eigenlijk liever willen dat ik mijn gedichten onder mijn eigen naam had gepubliceerd,’ zegt hij. ‘Indertijd wou ik als dominee niet in een uitzonderingspositie staan, omdat ik ook dichter was. Ik wou vermijden dat de mensen uit belangstelling voor de dichter naar de dominee zouden komen luisteren. Ik had toen het gevoel dat ik mijn verzen gescheiden moest houden van mijn domineeschap, dat het twee afzonderlijke stromen waren. Nu sta ik daar heel anders tegenover. De twee stromen zijn nu samen