zijn menselijke hovaardij afleggen, klein en doodgewoon meezingen in het koor van al het geschapene. Hij doet me denken aan een middeleeuwer, die de schepping verheerlijkt in miniaturen. Maar achter het heel kleine is dan altijd een ver verschiet. Het dagelijkse heeft een doorkijk op de eeuwigheid.
In zijn nieuwe bundel ‘Zeeuwse reflexen’ staat een verhaal over schulpjes zoeken. Hoeveel soorten zijn er niet! Kokkels en kinkhorens, nonnetjes en weduwnaars en meisjesschulpjes, die blozen als een meisje als je naar ze kijkt. En een lief deel van zijn verzameling zijn de miniaturen...
‘Het doosje met de horentjes in speldeknopformaat, met de allerminuscuulste fossieltjes, knopjes, torentjes, tandjes, schildjes, zo teer, zo teer is dat allemaal - je moet je adem inhouden, anders waait het weg - en zo onverzettelijk eigenwijs tevens; een ribhorentje blijft beslist een ribhorentje en een stekelhorentje een stekelhorentje, al zijn ze nog een halve millimeter in het kubiek; ook het friemeligste waaiertje, het petieterigste venusje mist geen ribbeltje, geen straaltje van zijn program, onwrikbaar bijbelvast zijn deze kleine natte neusjes. Maar hun sympatiekste zijde is nog dat ze je dwingen plat op de grond te gaan liggen - anders vind je ze niet - en er zijn weinig exercitiën zo heilzaam voor lichaam en geest, als te liggen, ontspannen en languit, plat aan het Zeeuwse strand...’
Maar ‘vroomheid’ wil Van Schagen deze diepe aandacht voor zelfs het kleinste in de schepping niet genoemd hebben. ‘Geen middeleeuwse vromigheid,’ zegt hij, ‘geen vroomheid überhaupt, ik heb de pest aan vroomheid, al moet ik toegeven dat de dominees op me afkomen als vliegen op de honingpot. Ik zal hier waarschijnlijk wel levenslang tegen moeten blijven sporrelen. Misschien zal ik me nog wel eens in de pornografie begeven, alleen omdat het zo leuk zou zijn de enorme kras, die er dan in het beeld zou ontstaan.’ De experimentele poëzie heeft voor hem niets afschrikwekkends, ze doen het alleen nog niet altijd goed genoeg. Een dichter die hij zeer waarderen kan, is Vroman.
‘Conversatie hebben we maar afgeschaft,’ zegt hij op zeker ogenblik. ‘Daar hadden we geen tijd meer voor.’
Behalve zijn werk als schilder en dichter is het de ‘Stichting Zeeland voor Maatschappelijk en Cultureel Werk’, die veel van zijn tijd in beslag neemt. Er wordt - en met succes - naar gestreefd de