Als kortingen
Het is altijd op Zondag dat tegen het middaguur de oude mannetjes als sprinkhanen uitzwermen over de cafetaria. Oude mannetjes van Drees, oude mannetjes met een klein pensioentje of een klein baantje, zwervers, straatventers. En dit Zondags bezoek aan de cafetaria is voor hen een feestelijke gebeurtenis, want het betekent voor verreweg de meesten de enige warme maaltijd van de week.
Ze treuzelen dan ook lang bij het kastje, waar de gerechten van de dag staan uitgestald. Wat zal het ditmaal zijn: boerenkool met worst, karbonade met spersiebonen of bloemkool met een bal gehakt? Als ze eindelijk hun keus bepaald hebben, zeggen ze bezwerend tegen de juffrouw, die opschept: ‘Juf, mij nog een scheppie jus!’ Want ze denken dat vet hun leven verlengen kan en leven, hoe dan ook, willen ze allemaal graag. Dan, met hun volgeladen blad schuifelen ze naar een tafeltje en daar verzinkt voor hen de wereld. Alleen dat bord met warm eten blijft over. Ze eten begerig maar toch bedachtzaam, smakken genietend, soppen hun aardappels in de jus. Als iemand ze dit eten zou willen afnemen, er zelfs maar naar wijzen zou, zouden ze stellig grauwen als een beest.
Maar als ze dan toe zijn aan de laatste hapjes, is er weer plaats in hun geest voor zoiets als diplomatie. Ze gaan nu met opzet langzaam eten, bewaren een hapje, want zolang ze hun bord niet leeg hebben, kan niemand ze wegjagen uit de warmte, de behaaglijkheid, de luxe van de cafetaria. Ze maken een praatje met een buur over hun kwalen, over de duurte, over Drees.
‘Mij heeft hij deze maand weer tachtig cent te kort gedaan,’ zegt er een, alsof Drees dit alles uit zijn eigen zak betaalt. En ze dromen van de heerlijkheid, voor hen stellig niet weggelegd, zó rijk te zijn, dat je iedere dag in een cafetaria kunt gaan eten.
Dat is zo het gewone beeld van de cafetaria's Zondags tegen een