‘It's all right,’ zei hij.
‘But... I... why...?’ begon ze.
Maar onweerstaanbaar maakte zich de overtuiging van haar meester, dat het inderdaad ‘all right’ wás. Een vreemde rust, een wonderlijk gevoel bevrijd te zijn van álle zorgen. Ergens diep uit haar wezen steeg deze zekerheid op, dat alles goed was; en groeide en werd zo sterk en hecht, dat haar redelijk denken ze niet meer stuk kon maken. Ze had geen macht meer zijn ‘appeal’ te weerstaan.
‘Don't ask questions’, zei hij nog. ‘It's really all right.’
En ze gaf zich gewonnen. Zijn arm in de ruige jasmouw legde zich om haar heen. Ze voelde de stof tegen haar wang kriebelen. Zijn hand bleef haar handjes strelen en warmen en zijn andere hand aaide soms even voorzichtig langs haar wang. Zo lag ze stil, geborgen, veilig en tevreden in zijn arm, terwijl voor hen de film zich af speelde, een dwaze geschiedenis van verklede soldaten in een meisjespensionaat.
Eenmaal zei ze: ‘I have a husband and three children.’
En hij antwoordde: ‘Yes, yes, I know, it doesn't matter.’ En trok haar iets vaster tegen zich aan en legde even zijn wang op haar haren.
Eenmaal vroeg hij: ‘Are you happy?’ En zo rustig voelde ze zich, dat ze plagend kon antwoorden met het consigne, dat hij háár gegeven had: ‘Don't ask questions.’ Maar ze voegde er onmiddellijk aan toe, alsof in de absolute oprechtheid van haar gevoel zelfs deze kleine plagerij een wanklank was: ‘Yes, I'm happy.’
En ze wás gelukkig, onbegrijpelijk, wonderlijk, volmaakt gelukkig, alsof het leven plotseling ieder tekort had aangevuld.
Ze had jaren met Peter geleefd. Ze hadden samen drie kinderen. Ze hadden zoveel zorgen en moeilijkheden samen doorworsteld, zoveel kleine en grote voldoeningen samen gesmaakt. Tussen hen was een verbondenheid gegroeid, waaruit ze zich nooit zou kunnen losmaken. Nooit zou ze Peter en de kinderen kunnen verlaten en nog één ogenblik rust hebben. Maar de glans, het vreugdevolle, was weg uit hun liefde. Het was een liefde zonder vleugels geworden, solide en betrouwbaar, die op aarde zijn plaats had.