overkant zagen er plotseling jonger uit, alsof de zachtheid van de avond de rimpels van hun gezichten had weggestreken. Opeens wist ik hoe ze geweest moesten zijn omstreeks het jaar 1900: naïef en teder en veel te schuw om een man te veroveren. Zo hadden ze dan maar geleefd met Pa, die nu ver in de tachtig was. En nog stonden ze schuw tegenover het leven, al hadden ze zich in de loop der jaren wel een beetje pensionjuffrouwen-haaiigheid aangewend.
De een na de ander trokken mijn buren langs me heen: de professor, ruig en baardig met zijn even ruige en baardige hond. Hij zag me niet en neuriede als altijd, wanneer hij in gedachten verzonken is. Zeer te onpas ditmaal van ‘O Tannenbaum, o Tannenbaum.’ Zijn neuriën leek het zware brommen van een bezige hommel. Misschien was hij verdiept in een of ander wiskunstig probleem, misschien ook zagen zijn afwezige ogen in de diepte van een jeugdherinnering.
Daar was de Pool met zijn jonge vrouwtje, hij nog wat bleek van het maanden lang binnen zitten, zij keurig gekapt en perfekt gekleed als een kleine Parisienne. Als een bergbeek bruiste hun vreemde taal langs me heen, die ze nu weer openlijk op straat durfden spreken.
Daar was de laatste gelukkige familie, die in deze stille buurt een wijkplaats heeft gevonden, voltallig opgekomen: vader, moeder, vier zoons en één aanbeden dochtertje.
Daar was het opgedoken Joodse echtpaar, hij een onaanzienlijk klein mannetje, maar zij fonkelend als een Oosterse ster in de pracht van haar glanzende ogen, haar gitzwarte haren, haar juwelen ringen en oorbellen en haar rijpe, rood geschminkte mond.
Daar waren ze allen: de zonderlinge oude freule in haar slepende zwarte kleren, een verfomfaaide veren hoed op het warrig haar; de kleine dikke dokter, die altijd haast had, maar deze avond genoeglijk zijn pijpje rokend voorbij kwam slenteren; de rijwielhersteller met zijn martiale snor; de ontzaglijk deftige concierge van de Mulo. Ze gingen allen in dat eender rhythme van zalige ontspanning en naarmate het duister viel, geurden de jasmijnen sterker. Ik dacht aan een dorp, waar ik lang geleden 's avonds in