de natuur; hij bezoekt de natuur en de overgangen van cultuur naar natuur omdat de natuur de waarheid over de cultuur bezit.
De ruïne opent de tijd, want als verlaten bewoning is zij tegelijk de aanwezigheid van het verleden in het heden en er de aanwijzing van dat ons eigen heden ooit tot het verleden zal behoren. De ruïne is daarmee verzameling van de tijdsdimensies, anticipatie van onze vergankelijkheid door belichaming van andermans verleden te zijn. Ruines staan ons, toeschouwers, toe om ons heden als toekomstig verleden te zien, en het is deze ervaring die de grondervaring is van de moderne tijd. Want wat de romantici in elementaire beelden hebben beleefd, is in feite de verschrikking van de moderne tijdservaring; de autonome mens van de geschiedenis is overgeleverd aan een onherhaalbare tijd die voortdurend vormen en wezens schept om ze vervolgens weer op te lossen en te verslinden. Hij die het waagt niet meer de vrome herhaler van een heilige traditie te zijn, levert zich, juist door onherhaalbaar individu te willen worden, uit aan de onbarmhartige nooit op zijn passen terugkerende tijd van ons moderne westerse bewustzijn.
In zekere zin zijn de romantische doodsgedachten de voortzetting van het middeleeuwse doodsbesef, het memento mori, het media vita in morte sumus, dat zich eerder levendig hield met behulp van doodschoofden, ziektes en lijken dan met ruiïnes zoals in de romantiek.
Deze ruïnes, waarmee het melancholisch Arcadië van de romantici vol stond, worden niet langer door levende mensen bewoond, maar des te meer door spoken! Het spook maakt de pure angst om de absolute tijd zichtbaar die de ruïne oproept, het geeft vorm aan de leegte en aan de verschrikking van de vergankelijkheid; over de huizen waarin mensen gestorven zijn, ontfermen zich de spoken. Ook het spook kent zo zijn (cultuur)geschiedenis, zijn opkomst en verval in de marge van de menselijke bewoning, zijn functie in het halfduister van de cultuur, zoals de vleermuizen om dezelfde ruïnes fladderen als afgezanten van de natuur aan de dood. Evenals het verlaten van