Filosofie van het landschap
(1970)–Ton Lemaire– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 100]
| |
5 De verborgen GodAan het einde gekomen van dit lange hoofdstuk over het landschap, wil ik proberen in enkele zinnen samen te vatten wat de strekking van mijn betoog is en dus hoe ik in laatste instantie het verschijnen van het landschap meen te mogen interpreteren. Ik heb het westerse landschap zelfrechtvaardiging van de cultuur genoemd. Maar ook het Chinese landschap is een zelfverantwoording van de cultuur; beide leggen die verantwoording af in termen van ‘natuur’, maar in het eerste geval is de natuur een andere dan in het tweede geval. Immers, om met Spengler te spreken, ‘Natur ist eine Funktion der jeweiligen Kultur’.Ga naar eind39 De natuur van het Westen is een andere dan de natuur van het Oosten, omdat hun culturen beide een andere weg hebben gekozen in de werkelijkheid, een verschillende strategie als het ware om zich het leven mogelijk te maken. De fundamentele richting of ‘geest’ van een cultuur tekent zich gewoonlijk het best af in haar wereldbeschouwing, met name voor zover die in haar religie vervat is. Maar tevens heb ik aannemelijk willen maken dat een cultuur haar geest en haar beginselen uitdrukt door ze in haar ruimte te projecteren en zichzelf af te beelden als landschap. Met andere woorden: de zichtbare wereldbeschouwing van het landschap weerspiegelt de spirituele wereldbeschouwing van de cultuur als geheel. Is een wereldbeschouwing van een cultuur haar oriëntering in de werkelijkheid, het landschap waarin ze zichzelf heeft afgebeeld in het verband van haar milieu is de visualisering van deze oriëntatie. Bij de vergelijking van het westerse met het Chinese landschap bleek dat zij pas adequaat te begrijpen zijn als men zich | |
[pagina 101]
| |
rekenschap geeft van de religieuze dimensie van beide culturen, aangezien hun visie op de werkelijkheid in laatste instantie een religieuze is. Het bleek dat het landschap als kunstvorm niet te begrijpen was zonder te verwijzen naar een godsgeloof of naar het ontbreken daarvan; dat een esthetiek van het landschap niet te geven was zonder een geschiedenis van de godsidee. Als zelfverantwoording van de cultuur is het landschap tevens zelfopenbaring van God, althans van het goddelijke element van de werkelijkheid. Maar terwijl het Chinese landschap inderdaad de ondubbelzinnige zelfopenbaring is van de goddelijke dimensie van de wereld, en dus hiërofanie bij uitstek, is het westerse landschap een ambigue vorm van zelfopenbaring van God. De geschiedenis van het westerse landschap reflecteert niet eenvoudigweg de geschiedenis van Gods zelfopenbaring in de wereld maar eerder de strijd tussen Gods zelfopenbaring en Gods zelfverberging. Het landschap in het Westen is evenzeer het beeld van Gods verborgenheid als teken van zijn tegenwoordigheid. De historische ‘keuze’ van het Westen om de strekking van de ervaarbare werkelijkheid niet in deze wereld zelf te zoeken maar erbuiten, heeft sinds de Middeleeuwen veel van zijn scherpte verloren, maar hoezeer ook God en wereld elkaar naderen, samenvallen doen zij nooit helemaal. Deze verhouding van samenhang in spanning tussen God en wereld maakt juist die eigenaardige houding uit van de westerse mens ten opzichte van zijn wereld: een wereld die hoezeer zij ook als Gods openbaring is gaan gelden, toch nooit helemaal Gods aanwezigheid zal kunnen dragen. Het is nu deze betrekkelijke coïncidentie van God en wereld, waardoor het moderne Westen wordt bepaald en die het in zijn landschappen heeft weergegeven. De aarde is in het Westen nooit helemaal theofanie kunnen worden, de geodicee is nooit overtuigend gebleken; het landschap als ‘Erdlebenbild’Ga naar eind40 is nooit Gods afbeelding kunnen worden. Het heeft nooit die sereniteit kunnen bereiken die het Chinese landschap van begin af aan kenmerkte. Het verdwijnen van het landschap in de re- | |
[pagina 102]
| |
cente westerse kunst is het echec van de poging om van de zichtbare wereld de hiërofanie van God te maken. De verbijstering voor de lege ruimten van het surrealisme - een andere leegte dan die van de Chinese ruimte! - waarschuwt ons dat de westerse God uiteindelijk vreemd blijft aan de wereld die zich schepping noemt, en dat de westerse geest niet in staat lijkt te zijn om zijn sereniteit in deze wereld te vinden. Het hart van het Westen is nog steeds onrustig, met Augustinus, maar het weet nu niet meer in wie het zijn rust zal vinden. |