ingezetenen met een schriftelijke vermaning of uitnoodiging om terug te keeren, - zijnde hierop aan den Compt: vertoond de uitnoodiging van gem: Adjunct Landdrost, in dato 14 November 1815, beginnende ‘Burgers! in aanmerking,’ &c., en door den Compt: voor dezelve erkend.
Dat hij, Compt:, de voorz: verzamelde menschen gezogt hebbende, ze eindelijk had aangetroffen aan de overzijde van de Groote Visrivier, digt bij de plaats van Louw Erasmus, wanneer de Compt: de voorz: boodschap aan hen hebbende overgebragt en voorgelezen, met Willem Krugel had willen spreken, dog daarin door Th: de Klerk was verhinderd geworden, welke gezegd had dat hetgeen er gesproken werd in het openbaar voor allen moest worden gesproken; waarop de Compt: had gerepliceerd dat hij daar niets tegen had, want dat hetgeen hij te zeggen had, iets was dat wel door allen gehoord mogt worden.
Dat voorts de gem. menigte, na de boodschap te hebben verstaan, en nadat ook ter zelve tijd door den schoolmeester Touchon, die mede daar gekomen was, een brief van Major Fraser was voorgelezen, hare tevredenheid over de noodiging van den Adjunct Landdrost Van de Graaff had betuigd, en gezegd dat zulks zeer goed was, en dat zij niet anders begeerden dan de loslating van Hendrik Prinslo, en dat zij verlangden dat de Heer Van de Graaff zelve daar zoude komen om met hen te spreken; en dat zij op denzelven zouden blijven wagten, hebbende zij een schriftelijk antwoord aan den Compt: ter hand gesteld, zijnde de brief in dato 15 November 1815, onderteekend ‘in naam van allen,’ door den Compt: voor 't door hem bedoelde erkend; dan waarop de Compt: hun had geantwoord, dat hij niet geloofde dat de Adjunct Landdrost zulks doen zoude, maar dat, als zij terug trokken, en drie mannen op eene bestemde plaats, bij voorbeeld aan de Van Stadens Dam, wilden zenden, hij dan aan den Adj. Landdrost voorm: zoude voorstellen om ook met drie mannen hun te komen spreken; waarna de Compt: weder was terug gereden, na vooraf bij Majoor Fraser, op de post van Capt: Andrews, te zijn geweest, en van denzelven een copie van zekeren brief van H. Prinslo te hebben bekomen, en dezelve ook aan ieder van de verzamelde menigte naar welke hij, Compt:, andermaal gereden was, te hebben voorgehouden. Waarna aan den Compt: is gevraagd, en door hem beantwoord:-
1.
Hebt gij ook terzelver tijd Stephanus Bothma daar gezien met eene boodschap van den Heer Van de Graaff, en is dezelve ook met u mede gereden om Zijn Ed. te noodigen? |
Antwoord: Neen, daar waren destijds geen van de Bothma's. |