gegeven hebben, twee aan twee onder bewaking had doen stellen, zich in deze of dergelijke woorden heeft uitgelaten, ‘had ik maar den raad van Hans Bezuidenhout gevolgd, en mij tot 't laatst verweerd, daar deze mij gedreigd had mij de darmen uit te schieten, als ik hem verliet.’? |
|
In geval van ontkentenis te laten binnen staan H. Lange, en hem voor te houden dat gedeelte zijner verklaring beginnende ‘Dat zijl: alleen’ ... tot ... ‘als ik hem verliet,’ en met den Gedet: te confronteeren.
De getuige, H. Lange, het nevensgaande gedeelte zijner verklaring zijnde voorgehouden, betuigde daarbij te blijven persisteeren, maar dat hij niet wist met welke meening de Gedet: dit heeft gezegd.
De Gedet: zegt dat hij daar niets van weet, zoo iets gezegd te hebben.
De getuige zegt dat de Gedet: zulks eigenlijk niet luidkeels heeft uitgeroepen, maar gezegd.
De Gedet: persisteert, en zegt dat hij, afkomende, gezegd heeft, ‘ik beveel mijne ziel aan God, en mijn lighaam aan de Regeering.’
Aldus &c., 12 Januarij 1816.
(Get.) Willem Fredrik Krugel.
Als Gecommitteerdens:
P. Diemel.
W. Hiddingh.
Mij present:
G. Beelaerts van Blokland,
Secretaris.