reeds eenmaal bij den Landdrost was geweest, en dat hij nu ook weder had willen afgaan met den getuige.
De getuige zegt dat dit laatste waar is, dog dat hij den Gedet: toen niet heeft willen mede hebben.
De Gedet: zegt dat hij daar niets van weet.
Aan den getuige afgevraagd om welke reden hij den Gedet: niet naar beneden wilde hebben? zegt ‘omdat Prinslo aan Krugel schudde, en dat ik mij verbeeldde dat hij zelve wilde afgaan, en het aan Krugel wilde beletten, en omdat hij zeide dat hij wilde afgaan, terwijl Krugel naar boven ging om te tragten meer menschen af te krijgen; daarna heb ik hem alleen niet willen hebben.
De Gedet: zegt, dat hij immers geene reden heeft kunnen hebben om Krugel het afgaan af te raden, daar hij door Krugel zelven was ontboden om de menschen om te praten, en ook ten dien einde was gekomen. |
4.
Of hij, Gedet:, niet, in 't afgaan van den berg, de overige rebellen heeft toegeroepen, ‘Broeders, gijlieden ziet dat ik de eerste niet ben, dat daar reeds eenigen voor mij zich hebben overgegeven?’ |
Antwoord: Neen, ik heb gezegd, ‘menschen, komt af, laat ons de wapenen nederleggen, want Lange wenkt ons toe dat ons geen leed zal geschieden,’ en ik heb ook nog gezegd, ‘menschen, gaat maar af, gijlieden behoeft voor mij niet te zorgen.’ |
In geval van ontkentenis of onvoldoend antwoord, te laten binnen staan H. Lange, en hem vóór te houden dat gedeelte zijner verklaring beginnende ‘terwijl hij, Compt:,’ ...... tot ‘zig hebben overgegeven,’ en met den Gedet: te confronteeren.
De getuige persisteert bij dit gedeelte zijner verklaring, en voegt daarbij dat de Gedet: aan hem, getuige, op zijn zeggen, of dan de Burgers op elkander zouden schieten? gezegd had, dat hij niet op zijne medeburgers schieten zoude, en dat al verder, op 't zeggen van hem, getuige, dat hij zijn pligt met den Landdrost moest volgen, en gewezen hebbende op den rooden doek dien hij om den hals had, de Gedet: gezegd had ja, dat is een goed teeken.
De Gedet: ontkent deze omstandigheid, en persisteert bij zijne opgaaf,
Aldus &c., 12 Januarij 1816.
(Get:) Willem Prinslo, Cz.
Als Gecommitteerdens:
P. Diemel.
W. Hiddingh.
Mij present:
G. Beelaerts van Blokland,
Secretaris.