| |
No. 95.
J.J.2. Minuten 12den Jan. 1816.
Uitenhagen.
Artikelen voor het tweede verhoor en confrontatie van de weduwe Johs. Bezuidenhout, Gedet: in 's Heeren Gevangenis ter Drostdije, Uitenhagen.
1.
Of zij, Gedet:, persisteert bij haar antwoorden op Artt. 60 en 68 van haar eerste verhoor? |
Antwoord: Ja, voor zoover ik weet, want ik was zelve verschrikt. |
Zoo ja, te laten binnen staan den Lt:, Matt: McInnes, en hem voor te houden dit gedeelte zijner verklaring, beginnende ‘dat wanneer de Compt:’ &c. tot, daarna overleden,’ en met den Gedet: te confronteeren. |
| |
| |
Ook te laten binnen staan den Vaandrig W. McKay, en hem voor te houden dit gedeelte zijner verklaring, beginnende ‘hij, Compt:, aan die zijde van &c.......tot, ‘daarmede had opgehouden,’ en met den Gedet: te confronteeren.
Item den Corporaal van 't Kaapsche Regiment, Stuurman Platje, op dit gedeelte zijner beantwoordde vragen Art: 10, beginnende ‘Bezuidenhout heeft,’ &c. tot, ‘is geschoten geworden.’
De getuige, Matt. McInnes persisteert bij dit gedeelte zijner verklaring, en zegt wel te weten dat Bezuidenhout twee of drie schoten heeft gedaan.
De Gedet: zegt dat zij niet weet dat haar man meer dan één schot gedaan heeft, en dat hij hetzelve niet op zijn buik liggende, maar staande heeft gedaan.
De getuige McKay binnen staande zegt te persisteeren bij zijn getuigenis omtrent de onderscheidene schoten die van den wagen zijn gedaan.
De Gedet: zegt niet te weten dat haar man meer dan één schot heeft gedaan, en dat zulks is geweest met loopers, en dat zij niet weet of haar zoon een schot gedaan heeft, maar dat zij het wenken met den hoed niet gezien heeft.
De getuige, Stuurman Platje, zegt dat zijn opgaaf waarheid is, en persisteert bij dezelve.
De Gedet: zegt dat 't wel waar is, dat zij haar halsdoek om haar mans arm heeft gebonden; maar dat zij niet weet dat hij meer dan ééns geschoten heeft, en dat het schot dadelijk is afgegaan zonder dat het pankruit is afgebrand. De getuigen persisteeren allen. |
2.
Of zij, Gedet:, persisteert bij haar antwoord op Art. 63 van haar eerste verhoor, dat zij niet aan haar man gezegd heeft van zich niet over te geven? |
Antwoord: Ja, maar ik heb hem gezegd of hij mij en mijne kinderen verlaten zoude door weg te vluchten, en ons alleen daar over te laten. |
Zoo ja, te laten binnen staan Abr: Carel Bothma, en hem vóór te houden dat gedeelte zijner beantwoordde vragen in 't eerste verhoor Art: 35, beginnende ‘en zijne vrouw,’ &c. tot ‘onder den wind stond,’ met den Gedet: te confronteeren.
Item de Corporaal Stuurman Platje dat gedeelte zijner beantwoorde interrogatorium, Art. 4, beginnende ‘en de vrouwen,’ &c. tot ‘naar ons toe was.’
De mede Gedet:, Abr: Bothma, binnen staande, en 't nevensgemeld Art. zijnde vóórgehouden, zegt dat hij persisteert zulks gehoord te hebben.
De Gedet: persisteert dat haar gezegde is geweest zooals hierboven is opgegeven, en vraagt of de mede Gedet: niet gezien heeft dat haar man op zijn paard is geklommen om uit te jagen. |
| |
| |
De Gedet: zegt dat het waar is, dat Bezuidenhout te paard is geweest, en heeft willen uitvluchten, doch dat hij door de soldaten is voorgereden en gekeerd, en dat hij voorts hetgeen voorsz: is, gehoord heeft, en dat de soldaten het ook hebben gehoord, maar dat het wel zijn kan dat zij ook het door haar opgegevene gezegd heeft.
De Gedet: persisteert.
De getuige, Stuurman Platje, zegt te persisteeren, en zulks duidelijk te hebben gehoord, De Gedet: persisteert bij hare opgaaf. |
3.
Of zij, Gedet: persisteert bij haar antwoord op Art. 97 van haar eerste verhoor, ook niet een geweer afgeschoten te hebben? |
Antwoord: Ja. |
Zoo ja, te laten binnen staan Abr: Carel Bothma, en hem voor te houden het antwoord op Art. 36 van zijn eerste verhoor, en zulks in facie aan de Gedet: te doen aanzeggen.
De mede Gedet:, Abr. Bothma, zegt dat hij persisteert bij zijn antwoord op 't nevensgemeld Art:, met bijvoeging dat zij 't geweer op den hoornblazer heeft afgeschoten.
De Gedet: ontkent het, en zegt, dat indien zij het gedaan had, zij het gerust erkennen zou, want dat zij het dan zoude gedaan hebben uit hartzeer, en tot assistentie van haar man; maar dat zij niet anders heeft gedaan dan 't geweer aan haar man in handen te geven.
De mede Gedet: persisteert. |
Aldus &c. 12 Januarij 1816.
Als Gecommitteerdens:
P. Diemel.
W. Hiddingh.
Dit + is 't merk van de wed. Bezuidenhout, verklarende niet te kunnen schrijven.
Mij present:
G. Beelaerts van Blokland,
Secretaris.
|
|