|
hulp te roepen om de posten van Opperman en Rosseau te verslaan; en dat Joh. Bezuidenhout hem daarop had gezonden; maar wat hij verder gepraat heeft, weet ik niet. |
In geval van onvoldoend antwoord, te laten binnen staan Hk. Kees, en na vóórhouding van zijn antwoord op Art. 19 van zijn beantwoorde Interrogatorium, met den Gedet: te confronteeren.
Ook te laten binnen staan C. Faber, en hem te ondervragen of de Gedet: niets heeft geweten van de belooning welke aan de Kaffers was beloofd?
De getuige, Hk. Kees, binnen staande, zegt, na vóórhouding van zijn antwoord op Art 19, hierbij gemeld, dat het de waarheid is, en dat de Gedet: het zoodanig heeft verhaald den volgenden morgen, toen hij een combaars heeft terug gebragt, en ook reeds in 't rijden naar het Kafferland.
De Gedet: persisteert.
De mede Gedet:, C. Faber, binnen staande, en hierover ondervraagd, zegt dat hij 't niet weet, als hebbende daar niets van gehoord.
Aldus &c., 10 Januarij 1816.
Als Gecommitteerdens:
P. Diemel.
W. Hiddingh.
Dit + is 't merk van Frans Marais, zeggende niet te kunnen schrijven.
Mij present:
G. Beelaerts van Blokland,
Secretaris.