No. 76.
A.A. 2. Minuten, 5den Jan. 1816.
Uitenhagen.
Artikelen van het tweede verhoor van.
Theunis de Klerk, Gedetineerde.
1.
Of hij, Gedet:, niet, in plaats van Willem Prinslo Joch. zn:, die met C. Faber naar 't Kafferland was, zig heeft begeven op de plaats van Daniel Erasmus? |
Antwoord: Neen, maar Johannes Bezuidenhout had mij daar gezonden met eene boodschap, zooals ik gezegd heb. |
| |
2.
Of daar niet een brief van den Adjunct Landdrost Van de Graaff is voorgelezen, en deszelfs inhoud op gegeven? |
Antwoord: Ja, die aan den Veldcornet Opperman was geschreven, en inhield dat de Heer Van de Graaff gehoord had, dat er menschen Kafferland in waren, en dat de Veldcornet moest oppassen, maar hoe hij 't maken moest, weet ik niet recht meer. |
3.
Of, na het voorlezen van dien brief, Willem Krugel niet heeft gezegd, ‘menschen, ik ben met de regeering, wat zegt gijlieden?’ |
Antwoord: Ja, dat heeft hij gezegd. |
4.
Of hij, Gedetineerde, daarop niet heeft geantwoord, ‘ik ben niet met de regeering?’ |
Antwoord: Neen, wij hebben allen ja gezegd. |
5.
Of niet de andere menschen hebben gezegd, ‘Zijt gij met de regeering, dan zijn wij met u?’ |
Reeds beantwoord. |
6.
Zoo ja, welke reden van ongenoegen hij, Gedetineerde, tegen de regeering had? |
Vervalt. |
7.
Zoo neen, te laten binnen staan den Getuige, Frans Labuscagne, en hem op dit gedeelte zijner afgelegde verklaring met den gedetineerde te confronteeren? |
De Getuige, Frans Labuscagne, binnen staande, persisteert bij zijn, op dit punt, gedeponeerde, dog met bijvoeging, dat nadat W. Krugel gezegd had, ‘dat zulks niet goed was’, en nadat Krugel nog tot drie malen zijne vraag aan de menschen herhaald had, de Gedet: in dezen ook met anderen had ja gezegd. |
De Gedet: erkent daarop, dat hij wel eerst heeft gezegd, ‘dat hij niet met de regeering was,’ maar dat hij daarmede niet heeft gemeend iets tegen de regeering te hebben, dog dat zijn gezegde was voorgekomen uit misverstand, omdat hij den brief niet recht verstaan had, en da[t] hij, toon hij 't naderhand beter begreep, gezegd heeft van ja. |
| |
Ingelijks te doen binnenstaan Willem Prinslo Klaas zn:, en hem op dit punt met den gedet: te confronteeren. |
Willem Prinslo, Klaas zn:, binnen staande. zegt, dat hij wel door W. Krugel herhaaldelijk heeft hooren vragen of de menschen met de regeering waren, maar dat hij niet gehoord heeft, dat Theunis de Klerk naderhand met de anderen zoude gezegd hebben van ja, hoezeer 't wel kan wezen, want dat er toen door elkanderen gepraat werd. |
8.
Wie de andere persoon is geweest, die ook gezegd heeft, ‘niet met de regeering te zijn?’ |
Antwoord: Zegt, Piet Erasmus Piet zn:. |
9.
Welke de oorzaak van zijn misverstand van den brief van den Adjunct Landdrost Van de Graaff is geweest? |
Antwoord: Ik had gemeend dat de order van den Heer Van de Graaff was om Faber en die menschen, die naar Kafferland waren, te gaan vangen: en daar was ik bang voor. |
10.
Weet gij ook of P. Erasmus P. zn: in 't zelfde misverstand heeft verkeerd? |
Antwoord: Neen. |
11.
Hebt gij te dien tijde zelve gedagt dat Willem Krugel aan de zijde der regeering was? |
Antwoord: Zooals ik gehoord heb daar onder de menschen, zoude hij niet met de regeering zijn geweest, maar ik ben te bang, dat ik niet weet wat ik zeggen zal. |
12.
Van welke menschen hebt gij dat hooren zeggen? |
Antwoord: Dat weet ik niet. Zegt nader: ik heb dat niet hooren zeggen, ik heb dat valsch opgegeven, en verzoek vergeving, maar ik heb het naderhand gezien. |
Aldus &c., 5 Januarij 1816.
Als Gecommitteerdens:
P. Diemel.
W. Hiddingh.
(Get:) Theunis De Klerk.
Mij present:
G. Beelaerts van Blokland,
Secretaris.
|
|