4.
Hebt gij niet gezien dat hij kwaad was op Lucas van Vuuren? |
Antwoord: Eerst zeide hij, wijzende naar mij en Lucas van Vuuren, dat wij de oorzaak er van waren, en zelfs erger dan wolven drek waren. Ik stond toen op, en heb geen woord met hem gesproken. |
5.
Hebt gij niet bij die gelegenheid Johannes Bezuidenhout om hulp hooren vragen? |
Antwoord: Neen. |
6.
Hebt gij Jacobus Vrij ook bij de begrafenis gezien? |
Antwoord: Ja. |
7.
Wat hebt gij hem hooren zeggen? |
Antwoord: Ik heb hem niet iets hooren zeggen. |
De volgende vraag werd daarop door den gevangene, Theunis de Klerk, aan den getuige gedaan: - |
Hebt gij niet gehoord dat ik aan W. Krugel een boodschap heb gegeven van Johannes Bezuidenhout, dat W. Krugel met zijne menschen wachten moest tot dat Bezuidenhout aldaar was gekomen? |
Antwoord: Neen! dit is niet in mijne tegenwoordigheid gezegd. |
Ter betrachtiging van de waarheid waarvan, hij deze solemnele woorden sprak:-
‘Zoo helpe mij God Almachtig!’
In tegenwoordigheid van de gevangenen Theunis de Klerk, en Willem Krugel, en van den gedaagde, Willem Prinslo, Claas zoon, die verklaarden geene verdere kruisvragen te hebben om aan den getuige te doen.
Gedaan te Uitenhagen den 5den Januari 1816.
Commissarissen:
(Get:) P. Diemel.
W. Hiddingh.
(Get:) Frans Labuscagne.
In mijne tegenwoordigheid,
(Get:) G. Beelaerts van Blokland,
Secretaris.