2.
Hebt gij hem niet gezegd dat gij naar C. Faber gingt om te zien of gij, voordat hij zoude wegtrekken, geld zoudt kunnen krijgen, dat hij u schuldig was? |
Antwoord: Of hij weg zoude trekken weet ik niet, maar ik heb aan Bester gezegd, dat ik ging om te zien of ik van Faber geld konde krijgen dat hij mij schuldig was. |
3.
Zijt gij niet kort daarna met Faber en Theunis de Klerk weder bij Barend Bester gekomen? |
Antwoord: Ja. |
4.
Zijt gij des anderen daags morgens niet weder met Th. de Klerk bij Bester gekomen? |
Antwoord: Ja, toen wij van Bezuidenhout en Faber kwam, toen ik geweest ben om meel te koopen. |
5.
Is dat alles voorgevallen in uw eersten togt naar Faber? |
Antwoord: Ja, toen ik om 't geld gereden ben: maar om 't meel ben ik op een anderen tijd gereden. |
6.
Hadt gij toen niet zoo groote haast, dat gij u niet kondet ophouden? |
Antwoord: Ja. |
7.
Hoe veel tijd is er verloopen tusschen de eerste en tweede maal dat gij daar zijt geweest? |
Antwoord: Ik weet 't niet recht, 't zal wel 14 dagen of meer zijn geweest, want ik heb tusschenbeide geploegd. |
Aldus, &c., 4 Januarij, 1816.
(Get:) Hendrik Fredrik Prinslo.
Als Gecommitteerdens:
P. Diemel.
W. Hiddingh.
Mij present,
G. Beelaerts van Blokland,
Secretaris.