geweest rekening te houden.’ Waarop de getuige de volgende vraag werd gedaan door den gevangene, Willem Krugel:-
Heeft Hermanus Potgieter ook aan u gerapporteerd dat ik niet met hem alleen konde spreken? |
Antwoord: Hermanus Potgieter heeft aan mij gerapporteerd dat hij met niemand alleen konde spreken, dat er altijd een partij van vijf of zes te zamen waren, en dat hij gevolgelijk altijd verplicht was om met hen in het algemeen te spreken. |
Ter bekrachtiging van de waarheid zijner getuigenis, sprak de getuige deze solemneele woorden:-
‘Zoo helpe mij God Almachtig!’
In tegenwoordigheid der gevangenen, Hendrik Frederik Prinslo; Abraham Carel Bothma; Theunis de Klerk; Willem Frederik Krugel; Cornelis Faber; Frans van Dijk; Andries van Dijk; Stephanus Grobbler; Andries Meijer; en Adriaan Engelbrecht; als mede de gedaagden, Barend de Lange; Gerrit Pieter Bezuidenhout, Gerrits zn.; Theunis Fourie; en Christiaan Dreijer; die verklaarden geen verdere vraag te hebben om aan den getuige te doen; Cornelis Stephanus Bothma niet tegenwoordig zijnde bij deze Herziening, zijnde ontsnapt uit zijne gevangenis, en nog niet weder gevat.
Gedaan te Uitenhagen den 2den Januarij 1816.
(Get:) J.F. van de Graaff.
Commissarissen:
(get:) P. Diemel,
W. Hiddingh.
In mijne tegenwoordigheid,
(Get:) G. Beelaerts van Blokland,
Secretaris.