| |
| |
| |
No. 58
X.X.I. Minuten, 30sten December 1815.
Uitenhagen.
Artikelen &c.
Abraham Ludowicus Botha, Christoffels zn:
Gedetineerde
Art. 1.
Hoe is uw naam, ouderdom, geboorteplaats, en woonplaats? |
Antwoord: Abraham Ludowicus Botha, Christoffels zn:, oud 21 jaren, geboren in Zwagershoek, wonende aan Kriega, onder 't Veldcornetschap van Swagershoek. |
2.
Hoe komt dat gij ook u bevonden hebt onder de in November l.l. gewapend geweest zijnde rebellen? |
Antwoord: Ik was gekomen bij mijne schoonmoeder, de Weduwe Van den Nest, op de plaats van Willem Krugel, zonder dat ik ergens van wist, en terwijl ik daar was, kwam aldaar Johannes Bezuidenhout, welken ik nooit tevoren gezien had, en die heeft mij gedwongen mede te gaan. |
3.
Zijt gij alleen daarheen gegaan? |
Antwoord: Ja. |
4.
Wie woonden er meer op de plaats waar gij woonagtig waart? |
Antwoord: Paul Botha. |
5.
Hebt gij niemand meer uit die buurtschap gezien, welke ook op dien tijd gingen kuijeren naar de plaats van W. Krugel? |
Antwoord: Neen, voor zoover ik gezien heb. |
6.
Is er niemand uit die buurtschap met zijne vrouw derwaarts gegaan? |
Antwoord: Mijn broeder Johannes was voor mij daar gekomen; hij is te voet gegaan, want hij woont nader. |
7.
Gebeurt het dikwijls dat gij naar uwe schoonmoeder gaat? |
Antwoord: Zoo om de twee of drie weken. |
| |
| |
8.
Hadt gij met uwen broeder afgesproken om derwaarts te gaan? |
Antwoord: Neen, ik wist van hem niets. |
9.
Was W. Krugel tehuis toen gij daar zijt gekomen? |
Antwoord: Neen. |
10.
Waar was hij? |
Antwoord: Ik heb gehoord dat hij bij Daniel Erasmus was. |
11.
Op welken tijd van den dag zijt gij op de plaats van Krugel gekomen? |
Antwoord: Laat in den middag. |
12.
Waren er meer menschen die niet op die plaats thuis hoorden? |
Antwoord: Neen. |
13.
Wanneer hebt gij 't eerst gehoord dat Hendrik Prinslo gevangen was? |
Antwoord: Dat heb ik daar bij Krugel gehoord. |
14.
Van wien hebt gij dat gehoord? |
Antwoord: Van Klaas Prinslo, die daar gekomen is. |
15.
Is hij alleen daar gekomen? |
Antwoord: Neen, ik geloof met Hendrik Klopper, H zn:. |
16.
Welke tijding bragt Klaas Prinslo? |
Antwoord: Dat Hendrik Prinslo gebragt was naar de post van Capt: Andrews. |
17.
Waarom was hij gevangen? |
Antwoord: Dat weet ik niet, daar heb ik niets van gehoord. |
18.
Op welken tijd is Bezuidenhout daar gekomen? |
Antwoord: Schemerdonker. |
19.
Wie is met hem mede gekomen? |
Antwoord: Dat weet ik niet; ik ken die menschen niet. |
20.
Was W. Krugel tehuis toen Bezuidenhout daar gekomen is? |
Antwoard: Dat weet ik niet. |
| |
| |
21.
Wanneer hebt gij Krugel 't eerst gezien? |
Antwoord: 't Was al donker toen ik hem gezien heb. |
22.
Weet gij niet of een der gebroeders Van den Nest gereden is om W. Krugel te halen? |
Antwoord: Neen, als dat gebeurd is, moet 't geweest zijn voordat ik daar was. |
23.
Waart gij dan niet reeds daar, voordat Klaas Prinslo er gekomen is? |
Antwoord: Ja. |
24.
Wat kwam Joh: Bezuidenhout daar doen? |
Antwoord: Ik weet 't niet, maar hij was kwaad, en zeide dat hij den dood van zijn broeder wilde wreken, en dat hij de Kaffers klaar had, en dat die niet mede deed, zoude vernield worden van de Kaffers. |
25.
Hoe wilde hij den dood van zijn broeder wreken? |
Antwoord: Hij zegt om kwaad te doen met de Kaffers, en te moorden onder de troepen. Zegt nader: Hij wilde schieten op de soldaten om den dood van zijn broeder te wreken, dien, hij zeide, onschuldig te zijn doodgeschoten. |
26.
Waar naar toe zijt gij met Joh: Bezuidenhout gereden? |
Antwoord: Naar onderen toe, tot naar de post van Capt: Andrews. |
27.
Wat hebt gijlieden daar gedaan? |
Antwoord: Bezuidenhout heeft om Hendrik Prinslo laten vragen, eerst door een Hottentot, daarna door Klaas Prinslo; Majoor Fraser heeft, laten antwoorden dat hij hem niet konde afgeven: 's anderen daags is een brief van Majoor Fraser gekomen, en toen heb ik gehoord dat Hendrik Prinslo zulk een leelijken brief geschreven had. Dat was de eerste maal dat ik van die zaak hoorde. |
| |
| |
28.
Is er niemand van die post naar ulieden gekomen? |
Antwoord: Ja, de Veld-Commandant Nel. |
29.
Wat is hij komen doen? |
Antwoord: Dat weet ik niet, ik was op zijde, want ik wilde er niet meer bij blijven; maar ik heb gezien dat Joh: Bezuidenhout zeide dat hij bij hem blijven moest, en hem tot twee malen heeft vast gehouden. |
30.
Heeft Theunis de Klerk het paard niet bij den toom gevat? |
Antwoord: Ik weet 't niet, ik kende denzelven niet. |
31.
Hebt gij ook Piet Prinslo Nic. zn: daar bij gezien? |
Antwoord: Neen, maar ik heb gehoord, dat hij gezegd zoude hebben dat zij Nel moesten laten rijden. |
32.
Is er geen kring gemaakt, nadat de Commandant Nel vertrokken is? |
Antwoord: Dat weet ik niet, ik was op zijde bij een boschje. Zegt nader: ik was agter. |
33.
Wie stond voor u? |
Antwoord: Dat kan ik niet recht zeggen, W. Krugel stond in 't midden. |
34.
Wat heeft W. Krugel in dien kring gedaan? |
Antwoord: Hij heeft een eed gedaan om getrouw te blijven. |
35.
Hebt gij hem den hoed zien afnemen? |
Antwoord: Ja, hij heeft den hoed afgenomen. |
36.
Wat hebben de andere menschen gedaan? |
Antwoord: Die hebben ook den hoed afgenomen, maar ik heb dat niet gedaan. |
37.
Waren er meer die den hoed niet afgenomen hebben? |
Antwoord: Die in den kring waren, hebben den hoed afgenomen. |
38.
Waar zijt gij verder naar toe getrokken? |
Antwoord: Toen zijn wij opgetrokken over de drift van ouden Louw Erasmus, en daar |
| |
| |
|
zijn wij dien nagt gebleven, en den anderen dag een weinig hooger op, en daarna zijn wij naar Slagtersnek gereden. |
39.
Hebt gij niet, vóór gij op Slagtersnek kwaamt, eenige menschen zien wegrijden? |
Antwoord: Ja, Lucas van Vuuren, en nog twee of drie anderen. |
40.
Hoe lang zijt gij op Slagtersnek gebleven? |
Antwoord: Tot de Landdrost Cuyler daar gekomen is; ik ben met Hendrik Lange afgegaan; maar ik was bang; en toen ben ik weder weggereden, toen ik gegaan was om mijn jas te halen, met eenige anderen. |
41.
Met wien zijt gij weggereden? |
Antwoord: Alleen. |
42.
Wie was 't hoofd van die menigte? |
Antwoord: Joh: Bezuidenhout. |
43.
Waar zijt gij naar toe gereden? |
Antwoord: Eerst naar huis, en den anderen dag naar mijn Veldcornet Greijling. |
44.
Waarom zijt gij niet eerder weggereden, zooals Lucas van Vuuren en die anderen? |
Antwoord: Ik konde niet, want Bezuidenhout dreigde mij te laten vernielen van de Kaffers. |
45.
Waart gij gewapend? |
Antwoord: Ja. |
46.
Zijt gij dan gewapend gegaan om uwe schoonmoeder te bezoeken? |
Antwoord: Ja, want in dat veld kan men geen minuut ongewapend gaan. |
47.
Hoe zijt gij tegen den nek opgetrokken toen ik met 't Commando aankwam? |
Antwoord: Dat zeide Bezuidenhout, omdat wij dan goed konden zien, en dat hij zig wilde weren. Ik zoude al eerder zijn afgekomen, maar Bezuidenhout zeide dat hij ons van agteren zoude schieten. |
| |
| |
Vervolgens Hendrik Lange zijnde binnen geroepen en gevraagd of deze Gedetineerde met hem is afgekomen?
Zegt ja, maar dat hij niet weet of dezelve met hem tot geheel naar beneden is gegaan. |
48.
Moet gij niet erkennen door met die gewapende oproerbende te zijn mede gereden, en daar bij gebleven te zijn, misdaan te hebben? |
Antwoord: Ja, dat zal wel kwaad wezen. |
49.
Wat hebt gij tot uwe verschooning in te brengen? |
Antwoord: Dat ik door Bezuidenhout gedwongen ben, aan wien ik twee malen gevraagd heb om naar huis te rijden, maar die 't altijd heeft geweigerd. |
Aldus, &c., 30 December 1815.
Als Gecommitteerdens:
P. Diemel,
W. Hiddingh.
Dit + is 't merk van Abraham Ludowicus Botha, Christoffels zn., verklarende niet te kunnen schrijven.
Mij present:
G. Beelaerts van Blockland,
Secretaris.
|
|