| |
No. 54.
L. L. Minuten, 30sten Dec. 1815.
Uitenhagen.
Artikelen &c.
Hendrik Petrus Klopper H zn:, Gedetineerde.
Art. 1.
Hoe is uw naam, onderdom, geboorteplaats en woonplaats? |
Antwoord: Hendrik Petrus Klopper N zn:, oud 28 jaren, geboren aan Bruintjeshoogte, en woonagtig aldaar op de plaats van ouden Martinus Prinslo. |
2.
Hoe zijt gij gekomen onder de gewapende oproerbende? |
Antwoord: Toen de Dragonders op de plaats zijn gekomen, en Hendrik Prinslo hebben gevangen genomen, ben ik met Klaas Prinslo mede gereden naar Willem Krugel, terwijl ik tog rijden moest naar Philip |
| |
| |
|
Rudolph Botha om er mijne kalvers af te halen, die zig daar bevonden; en, omdat het reeds laat was, ben ik met Klaas Prinslo voorm: zoo maar mede gereden naar W. Krugel. |
3.
Hebt gij niet op den berg ontmoet Jan Bronkhorst, Jochem Prinslo Klaas zn:, en Martinus Prinslo Klaas zn:? |
Antwoord: Ja. |
4.
Waar gingen zij naar toe? |
Antwoord: Dat weet ik niet, maar zij zeiden dat zij bang waren geworden voor de Dragonders, en weggevlugt waren. |
5.
Zijt gijlieden toen gezamentlijk naar de plaats van Krugel gereden? |
Antwoord: Ja. |
6.
Hebt gij daar hen niet hooren zeggen dat er een oproer stond uit te barsten aan den Baviaans Rivier? |
Antwoord: Neen. |
7.
Tot welk einde is Klaas Prinslo medegereden? |
Antwoord: Hij zeide dat hij reed om een paar menschen te zoeken om te gaan informeeren om welke reden zijn broeder Hendrik was gevangen genomen. |
8.
Kunt gij staande houden, dat gij van 't voorgenomen oproer niets vernomen hadt, voordat de gevangenneming heeft plaats gehad? |
Antwoord: Neen, ik had er niets van gehoord. |
9.
Heeft Klaas Prinslo u, in 't rijden, niet gezegd dat zijn broeder Hendrik hem zoo iets had verteld? |
Antwoord: Neen. |
10.
Wat hebt gij bij W. Krugel bevonden? |
Antwoord: Daar waren vele menschen, Theunis de Klerk, twee zoons van Brits, en anderen. |
| |
| |
11.
Was Joh. Bezuidenhout ook daar? |
Antwoord Die kwam daar toen wij even weg waren. |
12.
Waar waart gij dan naar toe? |
Antwoord: Weder naar de hoogte met Theunis de Klerk, en Piet Erasmus, P. zn:. Theunis de Klerk had mij gezegd, dat wij moesten rijden, want dat zij uit naam van Bezuidenhout gingen om Johannes Prinslo, Mt. zn., Willem Prinslo, W. zn., en anderen te halen, en dat als zij dit niet deden, Bezuidenhout hen zoude laten vernielen door de Kaffers. |
13.
Zijt gij toen thuis gebleven? |
Antwoord: Neen, Theunis de Klerk zeide mij, uit naam van Bezuidenhout, dat ik moest mederijden, want dat anders Bezuidenhout ons zoude laten doodslaan door de Kaffers, en alles laten vernielen. |
14.
Waar zijt gij toen naar toe gereden? |
Antwoord: Naar Barend de Klerk. |
15.
Wat hebt gijlieden daar gedaan? |
Antwoord: Niets, als Theunis de Klerk heeft met zijn broeder over zijne oude moeder gesproken. Zegt weder: Theunis de Klerk vroeg aan Barend de Klerk waar Hendrik Prinslo was, en Barend de Klerk zeide dat de Commandant Nel, met de Dragonders met hem, gereden was naar Van Aart. |
16.
Waar zijt gijlieden toen naar toe gegaan? |
Antwoord: Naar Willem Prinslo W. zn. |
17.
Wie vondt gij daar? |
Antwoord: Andries van Dijk, Johannes Koester, en Hendrik Prinslo. |
18.
Was Andries van Dijk thuis? |
Antwoord: Ja, hij was in huis. |
| |
| |
19.
Hoe lang zijt gij daar gebleven? |
Antwoord: Tot het dag werd. |
20.
Wat hebt gij toen den volgenden dag gedaan? |
Antwoord: Toen zijn wij verder gereden, en vonden, bij het kopje, tusschen de posten van Luit. Rosseau en Capt. Andrews, de andere menschen. |
21.
Wie waren die andere menschen? |
Antwoord: Willem Krugel, Johannes Bezuidenhout, Nicolaas Prinslo, Mart. zn., Martinus Prinslo, Klaas zn., Jan Bronkhorst, Jacobus Klopper, Lucas van Vuuren, Theunis Fourie, Piet Fourie, Frans Smit, Philip Botha, Johannes Botha, Jochem Prinslo, Joch. zn., Jochem Prinslo, Klaas zn., en Piet Erasmus, Louw, zn. |
22.
Wat deden die menschen daar? |
Antwoord: Die wachtten op Theunis de Klerk. |
23.
Waar zijt gijlieden toen heengereden? |
Antwoord: Naar de post van Capt. Andrews. |
24.
Wat is daar gebeurd? |
Antwoord: Daar heeft Johannes Bezuidenhout een kleinen Hottentot gezonden om Hendrik Prinslo te vragen, en naderhand ook nog Klaas Prinslo en Piet Erasmus; maar Majoor Fraser liet weten dat hij den voorm. Hendrik Prinslo niet konde loslaten. |
25.
Is de Veldcommandant niet bij ulieden geweest? |
Antwoord: Ja, maar ik was toen achteraf op zijde. |
26.
Hebt gij hem ook niet zien wegrijden? |
Antwoord: Ja. |
27.
Wie heeft toen zijn paard bij den toom gehad? |
Antwoord: Theunis de Klerk. |
| |
| |
28.
Wat is gebeurd na het vertrek van Commandant Nel? |
Antwoord: Toen heeft Bezuidenhout de menschen bij elkander geroepen, en Krugel moest een eed doen dat hij ons getrouw zoude wezen. |
29.
Hebt gij ook dien eed gedaan? |
Antwoord: Neen, W. Krugel heeft den eed gedaan, en de anderen hebben rondgestaan. |
30.
Hebt gijlieden den hoed toen niet afgenomen? |
Antwoord: Ik geloof ja, maar ik heb den hoed niet afgenomen. |
31.
Stondt gij ook niet in den kring? |
Antwoord: Ja. |
32.
Waar zijt gijlieden verder gebleven? |
Antwoord: Toen zijn wij over de Visrivier gereden, en des anderen daags wat hooger op gereden, en toen weder voor de drift, en vandaar tegen den kop. |
33.
Hebt gij geen brief van Majoor Fraser gehad met de copie van een brief, welken Hendrik Prinslo zoude geschreven hebben? |
Antwoord: Ja, dat de menschen moesten naar huis keeren. De brief van Hendrik Prinslo kan ik niet nazeggen; maar 't was een leelijke brief; ik geloof er stond in van menschen bij elkander te maken. |
34.
Hebt gij ook geen menschen zien wegrijden? |
Antwoord: Lucas van Vuuren, Christiaan Dreijer, en Piet Fourie. |
36.
Wat gingen zij doen? |
Antwoord: Zij hebben gevraagd aan Bezuidenhout om kost te gaan halen. |
36.
Hebt gij ook niet gevraagd om weg te gaan? |
Antwoord: Ja. |
37.
Wie was daar bij, toen gij dat gevraagd hebt? |
Antwoord: Johannes Hartzenberg, die altijd bij Bezuidenhout was. |
| |
| |
38.
Waarom was die altijd bij Bezuidenhout? |
Antwoord: Dat weet ik niet. |
39.
Waar zijt gij toen naar toe gereden? |
Antwoord: Naar Slagtersnek. |
40.
Is groote Willem Prinslo daar niet bij ulieden gekomen? |
Antwoord: Ja. |
41.
Wat is hij komen doen? |
Antwoord: Dat weet ik niet, hij is bij de andere klomp gekomen, want wij waren toen in twee gedeeld. |
42.
Wat is daar verder gebeurd? |
Antwoord: Wij hebben daar dien nacht geslapen, en des anderen daags is de Landdrost Cuyler daar gekomen, en toen heeft Bezuidenhout gelast dat wij tegen den kop moesten oprijden. |
43.
Waarom moest gijlieden tegen den kop oprijden? |
Antwoord: Omdat Bezuidenhout zich niet wilde laten vangen; en hij zeide dat als het commando nader kwam, wij moesten schieten. |
44.
Hebt gij niet op ulieder regtervleugel een klompje menschen zien aankomen? |
Antwoord: Ja, daar zijn vijf of zes gekomen. |
45.
Wie waren dat? |
Antwoord: Twee Bezuidenhouts, welke hadden wezen eten. |
46.
Hebt gij ook Cornelis Faber niet zien opkomen? |
Antwoord: Ja. |
47.
Waar kwam hij vandaan? |
Antwoord: Bezuidenhout zeide, dat hij naar Kafferland was geweest om Kaffers te halen. |
48.
Wat moesten de Kaffers komen doen? |
Antwoord: Om den Engelschman weg te jagen. |
| |
| |
49.
Welke belooning zouden de Kaffers krijgen? |
Antwoord: Het goed van de menschen, die niet zouden mededoen. Zegt weder; het vee van de soldaten. |
50.
Wie zouden 't Zuurveld bewonen? |
Antwoord: Dat weet ik niet. |
51.
Hebt gij niet gehoord, dat er eene ruiling zoude plaats hebben van 't Zuurveld tegen de overzijde? |
Antwoord: Ja, de Kaffers zouden 't Zuurbergsche veld hebben, en Bezuidenhout 't veld aan de overzijde. |
52.
Heeft Bezuidenhout u ook van dat veld beloofd? |
Antwoord: Neen. |
53.
Wat is nog verder op Slagtersnek gebeurd? |
Antwoord: Toen de Landdrost Cuijler naar ons geroepen had, ben ik met eenige anderen afgekomen, en heb mij overgegeven. |
54.
Was niet Hendrik Prinslo, weinige dagen vóór zijne gevangenneming, naar de Tarka geweest? |
Antwoord: Ja. |
55.
Wat was hij daar gaan doen? |
Antwoord: Zooals hij zeide, was hij een vragt koorn gaan koopen. |
56.
Hebt gij geen andere reden gehoord? |
Antwoord: Neen. |
57.
Hebt gij niet gehoord, dat hij bij die gelegenheid Johannes Bezuidenhout in de Tarka heeft ontmoet? |
Antwoord: Neen. |
58.
Wien hebt gij voor 't hoofd van die menigte aangezien? |
Antwoord: Joh: Bezuidenhout. |
59.
Wie voerde daar meer eenig gezag? |
Antwoord: Theunis de Klerk en Willem Krugel. |
| |
| |
60.
Moet gij niet erkennen door u bij die gewapende oproerbende te hebben opgehouden, misdaan en straffe verdiend te hebben? |
Antwoord: Ik heb daar geen kwaad mede gedaan of gemeend. |
61.
Wat hebt gij nog tot uwe verontschuldiging in te brengen? |
Antwoord: Dat ik heb moeten mede doen, omdat ik jammer was voor mijne vrouw en kinderen, welke zouden worden doodgeslagen van de Kaffers, en mijn vee en goed vernield. |
Aldus, &c., 30 December, 1815.
Als Gecommitteerdens:
P. Diemel,
W. Hiddingh.
(Get:) Hendrik Petrus Klopper.
Mij present:
G. Beelaerts van Blokland.
Secretaris.
|
|