No. 51b.
Q. 6. Herziening.
Verscheen voor de gezegde Speciale Commissie de bovengemelde Jan Jonathan Durand, die verklaarde, nadat zijn getuigenis hem klaar en duidelijk was voorgelezen, daarbij te blijven, niet begeerende dat er iets aan toegevoegd of er van weggenomen zoude worden; waarop de volgende vraag hem gedaan werd door Abraham Carel Bothma.
Ben ik niet gewilliglijk naar Majoor Fraser gegaan toen mij gezegd werd dat hij mij geen kwaad zoude doen? |
Antwoord: Ja! |
Waarop getuige ter bekrachtiging der waarheid zijner getuigenis deze solemnele woorden sprak:-
‘Zoo helpe mij God Almachtig.’
In tegenwoordigheid der gevangenen, Cornelis Faber, Abraham Carel Bothma, Andries Martinus Meyer, en den gedaagde, Piet Erasmus, Piets zoon; die verklaarden geen kruisvraag te hebben om aan den getuige te doen. De gevangene, Stephanus Cornelis Bothma, die uit zijne gevangenis in den nacht van den 26sten jongstleden was ontvlucht, nog niet weder gevat zijnde.
Gedaan te Uitenhagen, den 30sten December 1815.
Commissarissen:
(Get.) P. Diemel,
W. Hiddingh.
(Get:) Jan Jonathan Durand.
In mijne tegenwoordigheid,
G. Beelaerts van Blokland,
Secretaris.