De rebellie van 1815, algemeen bekend als Slachters Nek
(1903)–H.C.V. Leibbrandt– Auteursrecht onbekend
[pagina 554]
| |||||
Dat de Compt: op den 15 November dezes jaars een brief hebbende ontvangen van den Veldcommandant Willem Nel, behelzende een order om vier manschappen te commandeeren, en met dezelven ten spoedigste over te komen naar de plaats van Willem van Aart aan de Groote Visrivier, hij Compt: aan die order hebbende voldaan, op den 10den in den morgen op de voorz: plaats was gekomen, en in den agtermiddag eene patrouille had gedaan om de sporen van Kaffers na te speuren en af te rijden, in den hoek van Kafferland; en des avonds op de plaats was teruggekeerd, zonder eenige sporen van Kaffers te hebben gevonden. Dat de Compt: op den 17den daaraanvolgende weder eene patrouille derwaarts hebbende gedaan zonder alsmede iets te hebben gevonden, naar de overzijde was doorgetrokken met 't geheele commando van den Landdrost Cuyler, welke in den avond van den 16den ter voorz: plaatse was gekomen; met welk commando de Compt: in den agtermiddag van den 18den was getrokken naar Slagtersnek, alwaar zig de rebellen bevonden. Dat de Landdrost Cuyler aan de rebellen verscheidene boodschappen hebbende gezonden om hun te zeggen dat zij moesten afkomen, welke boodschappen waren overgebragt door Hendrik Lange, Barend de Klerk, Jacobus Potgieter, en ten laatste ook door den Veldcommandant Willem Nel, eerst waren afgekomen Willem Prinslo Klaas zn:, en Willem Krugel met nog vijf anderen; waarna ook nog eenige anderen mede waren afgekomen, uitmakende, met de zeven eersten, een getal van tien, voor zoover hem, Compt:, bekend was. Dat het commando met de voorzegde zig overgegeven hebbende manschappen dien zelfden avond was teruggekeerd naar de plaats van W. van Aart, en de Compt: in den agtermiddag van den 19den was uitgereden naar de plaats van Carel Trigaart in Baviaansrivier met een patrouille, om te zien of daar ook Kaffers ingevallen waren; en dan zoo van daar vertrokken was naar de plaats van kleinen Daniel Erasmus, alwaar de Compt: de sporen hebbende gevonden van Kaffers, welke daar in den nagt uit die landstreek een klomp beesten hadden gestolen, dezelve sporen had vervolgd van voorm: Daniel Erasmus af, tot voorbij Kaga's bosch, tot welke hoogte des Compt: order om patrouille te doen inhield; waarna de Compt: door den hoek van Kafferland, naar de plaats van Van Aart zijnde teruggekeerd, van het door hem bevondene had rapport gedaan. Dat de Compt: den volgenden morgen, zijnde den 21sten, weder patrouille had gedaan in den hoek van Kafferland, en, zonder iets te hebben gevonden, denzelfden avond was terug gekomen. Dat de Compt: op den 23sten, naar zijn beste onthoud, met Majoor Fraser en een commando was opgetrokken naar Baviaansrivier tot naar de plaats van Carel Trigaart, en den 24sten aldaar | |||||
[pagina 555]
| |||||
hebbende halt gehouden, den 25sten was vertrokken tot naar Frans Labuscagne, en den 26sten tot naar boven de Baviaansrivier, van waar de Compt: en het voorz: commando op den 27sten verder was getrokken tot in den Klipmuur, alwaar Andries Meijer en Abraham Bothma, welke naar Louw Bothma reden, onder 't genoemde commando, 't welk vóór in den weg was, waren ingekomen, en zig aan hetzelve hadden overgegeven.
Dat 't commando den volgenden morgen vandaar was vertrokken tot op de plaats waar Johannes Bezuidenhout en Cornelis Faber dien morgen waren uitgespannen, Majoor Fraser aldaar het ongeluk had gehad van door een val van zijn paard zijn arm te breken, en zig door den Compt., benevens Theunis Botha en Frans van Dijk, welke laatste onder weg door 't commando was mede genomen, een eind weegs had laten terug brengen; waarna de Compt., van dezelve zijnde afgereden naar Louw Bothma om een wagen te halen, aldaar een wagen van Christiaan Botha bekomen had, met welken Frans van Dijk en Louw Bothma naar Majoor Fraser zijnde gereden, de Compt., dien dag op de plaats van Louw Bothma gebleven was, alwaar ook het Commando was aangekomen. Dat de Compt: den volgenden dag met het gem: commando was vertrokken naar Beestekraal, en vandaar tot de Commandodrift aan de Tarka, van waar Majoor Fraser den Compt: met zijne manschappen, uitgezonderd Jacobus Potgieter, had laten naar huis rijden, omdat er rapport was gekomen dat de Kaffers aan Bruintjeshoogte aan 't stelen waren, gelijk de Compt: toen ook had vernomen dat in 't veldkornetschap van Opperbosjesmansrivier door de Kaffers vee gestolen, en een jongen de keel afgesneden was; zijnde ook op den 4 December daaraanvolgende in 't district van den Compt: veertig beesten van de wed: Prinslo gestolen, en ook een jongen vermoord met elf assegaaij steken van voren, en negen van agteren; van 't welk, na dien jongen bezigtigd te hebben, de Compt: zelve rapport had gedaan aan den Adjunct Landdrost Fraser.
Waarna door den R.O. Requirant aan den Compt., is gevraagd en door hem beantwoord:-
| |||||
[pagina 556]
| |||||
Niets meer, &c.
Aldus &c. 29 December 1815.
Als Gecommitteerdens: P. Diemel. W. Hiddingh. (Get:) Louis J. Nel.
Mij present: G. Beelaerts van Blokland. Secretaris. |
|