gewapende manschappen te begeven naar de plaats van W. van Aart, alwaar hij, Compt., op den 16den met zonsopgang was aangekomen; waarna de Lt:-Col., Landdrost Cuyler, op den 17den, twee mannen had afgezonden met boodschappen aan de rebellen, dog welke niets hadden gevonden dan de paardensporen; waarna de voorn: Landdrost den Veldcommandant Nel, benevens den Veldcornet Louis Nel, en den Compt., hebbende afgezonden om te zien waar die sporen heengingen, dezelve bevonden waren te strekken naar Baviaansrivier; waarvan de Compt: rapport hebbende gedaan, de Landdrost voorn: weder vier manschappen met een brief had afgezonden naar Slagtersnek, om te zien of de rebellen daar waren, welke manschappen rapport hadden terug gebragt dat de rebellen des anderen daags zouden zijn op de plaats van Louw Erasmus.
Dat de Compt: op den 18den met den Landdrost Cuyler en deszelfs commando was gereden naar den Slagtersnek, alwaar de rebellen verzameld waren, van welke agtien waren gevangen genomen.
Dat de Compt: op den 19den eene patrouille hebbende gedaan langs de Visrivier af, op den 20sten op de plaats van W. van Aart was teruggekomen, en op den 21sten eene patrouille had gedaan in den hoek van Kafferland, 't welk op den 22sten door de veldcornets Louis Nel, Jurie Bekker, en den Compt: was hervat geworden; waarna, op den 24sten, de Compt: met een commando, onder bevel van den Adjunct-Landdrost Majoor Fraser was getrokken naar Baviaansrivier, en op den 25sten, door Majoor Fraser een man zijnde afgezonden om te zien of Johannes Bezuidenhout op zijne plaats was, niets was gevonden geworden dan het wagenspoor.
Dat het gemelde commando op den 26sten verder was opgetrokken tot naar Frans Labuscagne, en den 27sten tot naar Boven Baviaansrivier op het wagenspoor van Johannes Bezuidenhout; en den 28sten tot naar de Rietvallei, boven in de Tarka; aldaar eerst een man genaamd Andries Meijer, welke van Joh. Bezuidenhout afkwam, bij Majoor Fraser was gekomen, welke van gem: Andries Meijer verstaan hebbende dat hij nog een makker bij zig had gehad, genaamd Abraham Bothma, dog welke was agtergebleven door bevreesdheid, den Compt: met Piet Erasmus Piet zn: had afgezonden om voormelden Abraham Bothma te halen, van welken Majoor Fraser vervolgens verstaan hebbende waar zig Joh. Bezuidenhout en Cornelis Faber bevonden, het commando op den 29sten was gegaan tot onder den Winterberg, alwaar Majoor Fraser het ongeluk gehad had van zijn arm te breken, en zig derhalve had laten terug brengen door drie manschappen van 't burgercommando en eenige soldaten.
Dat het Commando, zoo van de burgers als soldaten, vervolgens verdeeld, en in hinderlagen gelegd zijnde, om den weg te bezetten den welken Bezuidenhout en Faber passeeren moesten, en ontwaard