| |
| |
| |
No. 50.
M. M. Minuten, 29sten Dec. 1815.
Uitenhagen.
Artikelen &c.
Jan Bronkhorst. Gedt:-
Art. 1.
Hoe is uw naam, ouderdom, geboorteplaats en woonplaats? |
Antwoord: Johannes Bronkhorst, oud 28 jaren, geboren aan de Buffelshoek, wonende aan Bruintjeshoogte, op de plaats van Martinus Prinslo. |
2.
Wat is u bekend van het in November gepleegd gewapend oproer? |
Antwoord: Toen de Dragonders gekomen zijn, ben ik bang geworden, en weggereden met mijn zwagers, Martinus en Jochem Prinslo; en op den nek heb ik gekregen Klaas Prinslo; en toen zijn wij te samen gereden naar Willem Krugel. Daar heeft Johannes Bezuidenhout ons dien avond weggenomen. |
3.
Met welk voornemen zijt gij over den berg gereden? |
Antwoord: Omdat ik bang was, omdat de Dragonders op de plaats waren gekomen, en ik hoorde van Klaas Prinslo dat zij Hendrik Prinslo hadden weggenomen. |
4.
Hadt gij dat niet gehoord, vóórdat gij van huis zijt gereden? |
Antwoord: Neen. |
5.
Hoe hebt gij uwe paarden zoo schielijk bekomen? |
Antwoord: Die waren bij 't huis. |
6.
Met welk voornemen is Klaas Prinslo over den berg gereden? |
Antwoord: Om een paar verstandige menschen op te zoeken om naar zijn broeder te vragen. |
7.
Woonden er geen verstandige menschen aan deze zijde van den berg? |
Antwoord: Ik weet 't niet. |
| |
| |
8.
Hoe ver ligt de plaats van Martinus Prinslo van Barend de Klerk? |
Antwoord: Een uur. |
9.
Was Willem Krugel tehuis, toen gij daar gekomen zijt? |
Antwoord: Neen, maar hij kwam tehuis, nadat wij daar een half uur waren geweest; 't kan zijn dat 't ook wat langer is geweest. |
10.
Is er niemand gegaan om W. Krugel te roepen? |
Antwoord: Ik heb 't niet gezien. |
11.
Wat hebt gij met W. Krugel gesproken? |
Antwoord: Ik heb niet met hem gesproken, maar Bezuidenhout heeft gezegd dat wij niet mogten wegrijden. |
12.
Was Bezuidenhout daar alleen om ulieden 't wegrijden te beletten? |
Antwoord: Ja, hij dreigde ons met de Kaffers, en zeide dat hij ons zoude doodschieten. |
13.
Waar waren de Kaffers? |
Antwoord: Hij zeide, dat Faber dezelve was gaan halen. |
14.
Wat wilde Bezuidenhout met ulieden gaan doen? |
Antwoord: Hij wilde naar Capt: Andrews om te vragen, wat zijn broeder, die dood was, gedaan had. |
15.
Wat hebt gij van zijn broeder gehoord? |
Antwoord: Dat hij doodgeschoten was. |
16.
Wie had hem doodgeschoten? |
Antwoord: Dat weet ik niet. |
17.
Hebt gij niet gevraagd, wat gij daarbij te doen had? |
Antwoord: Hij zeide, dat ik dat wel zien zien zoude als ik bij Capt: Andrews was: en als ik niet wilde mede rijden, zoude hij mij laten vernielen van de Kaffers. |
18.
Wie zijn er mede gereden? |
Antwoord: Vele menschen, maar ik heb ze niet geteld; ik denk omtrent veertig. |
| |
| |
19.
Waren Willem Krugel en Theunis de Klerk ook daar bij? |
Antwoord: Ja. |
20.
Wie is in dien nagt teruggegaan over den berg? |
Antwoord: Theunis de Klerk en Piet Erasmus. |
21.
Waarom zijn die heen gereden? |
Antwoord: Om menschen te halen om bij Bezuidenhout te komen. |
22.
Zijt gijlieden naar de post van Capt. Andrews gereden? |
Antwoord: Ja. |
23.
Wat is daar gedaan? |
Antwoord: Ik weet het niet; ik was op zijde, maar ik heb rapporten zien over en weder gaan. |
24.
Wie hebben die rapporten gebragt? |
Antwoord: Klaas Prinslo, Piet Erasmus, en een Hottentot. |
25.
Is er niemand van de post bij ulieden gekomen? |
Antwoord: De Veldcommandant, Nel is daar gekomen. |
26.
Hebt gij hem ook weder zien wegrijden? |
Antwoord: Ja. |
27.
Is hij niet in 't begin verhinderd om weg te rijden? |
Antwoord: Bezuidenhout is bij zijn paard geweest. |
28.
Hebt gij Theunis de Klerk ook niet daar bij gezien? |
Antwoord: Daar waren meer bij, doch die ik niet kende. |
29.
Wat is er daarna gebeurd? |
Antwoord: Willem Krugel heeft een eed gedaan. |
30.
Welke eed is daar gedaan? |
Antwoord: Dat weet ik niet; ik stond achter af; hij stond in 'tmidden, en had zijn hoed af. |
| |
| |
31.
Hebben de andere menschen ook den hoed afgenomen? |
Antwoord: Dat weet ik niet, ik heb mijn hoed niet afgenomen. |
32.
Wat hebt gijlieden verder gedaan? |
Antwoord: Bezuidenhout heeft Zacharias Prinslo gestuurd om de Kaffers te halen, maar hij is niet wedergekomen. |
33.
Waar waren de Kaffers? |
Antwoord: Ik weet het niet, maar Bezuidenhout zeide, dat zij daar achter lagen. |
34.
Waar zijt gijlieden verder heengegaan? |
Antwoord: Toen zijn wij naar de overzijde gegaan, en des anderen daags wat verder op een doornrug, en den volgenden dag zijn wij op Slagtersnek gekomen, waar de Landdrost Cuyler is gekomen. |
35.
Zijt gijlieden daar niet tegen den kop opgereden? |
Antwoord: Ja, op order van Bezuidenhout, toen hij 't commando van den Landdrost zag aankomen. |
36.
Wat moest gijlieden daar doen? |
Antwoord: Ik weet 't niet. Zegt nader: Bezuidenhout zeide, ‘om zich te verweeren,’ want hij wilde zich niet gevangen geven, en zeide dat, ‘als 't commando begon te schieten, wij ook moesten schieten.’ |
37.
Wie heeft geroepen dat de burgers van vóór de Dragonders moesten weggaan, om dan op de Dragonders te kunnen schieten? |
Antwoord: Ik heb dat wel hooren roepen, maar ik weet niet door wien. |
38.
Waar hadden dan de Dragonders Hendrik Prinslo gelaten? |
Antwoord: Die is hier in de tronk gebragt. |
39.
Is hij niet eerst ergens anders geweest? |
Antwoord: Ja, bij Capt. Andrews. |
| |
| |
40.
Hebt gij dat niet reeds geweten, toen gij met de bende op de post van Capt. Andrews zijt gekomen? |
Antwoord: Ja. |
41.
Wat hebt gij gedaan op den kop bij Slagtersnek? |
Antwoord: Toen de Landdrost Cuyler ons geroepen heeft, ben ik afgekomen. Ik ben bang geweest dat Bezuidenhout mij van agteren zoude schieten, en daarom ben ik nog wat agteruit gebleven. |
42.
Moet gij niet erkennen, dat gij, door onder die gewapende oproerige bende te zijn geweest, misdadig en strafbaar zijt? |
Antwoord: Het is niet goed. |
43.
Wat hebt gij tot uwe verschooning of verontschuldiging in te brengen? |
Antwoord: Ik was bang geweest voor de Dragonders, en ik was niet voornemens kwaad te doen. |
Aldus &c., 29 December 1815.
Als Gecommitteerdens:
P. Diemel.
W. Hiddingh.
(Get.) Johannes Bronkhorst.
Mij present:
G. Beelaerts van Blokland,
Secretaris.
|
|