| |
No. 44.
T.T. Minuten, 28sten Dec. 1815.
Uitenhagen.
Artikelen, enz.
Johannes Prinslo M. zn., Gedetineerde.
Art. 1.
Des Gedet naam, ouderdom, geboorteplaats en woonplaats? |
Antwoord: Johannes Prinslo M. zn., oud 32 jaren, geboren aan den Bosberg op Bruintjeshoogte; woonachtig bij mijn vader Martinus Prinslo. |
2.
Hoe zijt gij gekomen onder de gewapende oproerige menigte? |
Antwoord: Theunis de Klerk en Pieter Erasmus, P. zn. zijn in den nacht, nadat mijn broe- |
| |
| |
|
der Hendrik Prinslo was gevangen genomen, bij mij gekomen, en hebben mij uit naam van Joh. Bezuidenhout komen zeggen, dat ik met hen mede moest komen, of de gevolgen afwachten, die er van zouden kunnen ontstaan. |
3.
Waar was Johannes Bezuidenhout destijds? |
Antwoord: Bij Willem Krugel. |
4.
Wat hebt gij op die boodschap gedaan? |
Antwoord: Ik heb gezegd dat ik geen paard had, want dat mijn paard door de dragonders met mijn broeder was medegenomen, en ook dat ik mijne vrouw en kinderen zoo niet alleen konde laten. Zij zeiden dat ik nogtans moest mederijden, want dat Bezuidenhout liet weten dat gansch Kafferland gereed lag, en dat die niet mede reed, zoude geruïneerd worden, en de gevolgen moest afwachten. Daarop heb ik een kreupel paard van mijn broeder Hendrik medegenomen, en ben medegereden. |
5.
Waar zijt gij heen gereden? |
Antwoord: Eerst bij Barend de Klerk, alwaar Theunis de Klerk aan den zoon van Paul Bester, die daar was, heeft aangezegd, dat hij ook komen moest, en ook aan een zoon van Joseph van Dijk; maar die zeide, dat hij niet konde komen en Bester had gezegd dat hij des anderen daags komen zoude, maar hij is weggebleven. Theunis de Klerk is even bij zijn broeder Barend in huis geweest en door hem berispt, maar wij zijn kort daarna weggereden. Toen zijn wij naar mijn zwager Willem Prinslo W. zn. gereden, |
| |
| |
|
waar dezelfde boodschap gedaan zijnde, hij en Andries van Dijk, die zich daar bevond, is medegereden. Van daar zijn wij, toen 't reeds dag was, vertrokken, en hebben Bezuidenhout met zijne menschen gevonden aan de bovenzijde van de post van Luit. Rosseau. |
6.
Heeft Theunis de Klerk u niet gezegd waarom u geroepen werd? |
Antwoord: Ja, om mijn broeder te gaan vragen, die bij Capt. Andrews gevangen was. |
7.
Waart gij gewapend? |
Antwoord: Ja. |
8.
Waart gij thuis toen uw broeder gevangen is? |
Antwoord: Ja. |
9.
Weet gij om welke reden hij gevangen is? |
Antwoord: Neen. |
10.
Hebt gij dat nooit gehoord? |
Antwoord: Niet vóórdat Majoor Fraser den brief gezonden heeft. |
11.
Woont gij in 't zelfde huis met elkander? |
Antwoord: Neen, maar onze huizen liggen aan elkander. |
12.
Is uw broeder niet kort vóór zijne gevangenneming in de Tarka geweest? |
Antwoord: Ja, hij was drie dagen van de Tarka thuis toen hij gevangen werd. |
13.
Hebt gij niet met hem gesproken over 't geen in de Tarka omging toen hij was tehuis gekomen? |
Antwoord: Van 't laatste der maand Augustus af, wanneer wij samen in het veld hebben gelegen met schapen, en ik twist met hem heb gekregen, hebben wij niet met elkander gesproken, en ik heb geen voet meer in zijn huis gezet, en hij niet in het mijne, dat weten alle menschen op de plaats. |
| |
| |
14.
Zijt gij bij die oproerige menigte gebleven? |
Antwoord: Toen wij van de Post van Capt: Andrews zouden rijden naar den overkant, heb ik hem verzocht om weg te rijden, vermits er niemand was op mijne plaats, die naar mijn goed konde zien, maar hij zeide, dat 't niet wezen konde, want dat als hij 't aan één permitteerende, meerderen 't zouden vragen. |
15.
Zijt gij er toen bij gebleven tot op Slagtersnek? |
Antwoord: Ja, en ik ben afgekomen toen de Landdrost Cuyler daar gekomen is. |
16.
Hebt gij ook den eed van getrouwheid medegedaan, toen W. Krugel dien eed gedaan heeft? |
Antwoord: Neen, ik stond achteraan, zoo ver zelfs, dat ik Willem Krugel niet heb kunnen zien. |
17.
Zijt gij op Slagtersnek ook tegen den kop opgetrokken? |
Antwoord: Ja, want Bezuidenhout gelastte dit. |
18.
Met welk oogmerk was dit gelast? |
Antwoord: Om als 't commando opkwam, en op ons mocht schieten, wij des te beter konden weder schieten. |
19.
Wanneer zijt gij dus afgekomen? |
Antwoord: Toen de Landdrost Cuyler geroepen heeft. |
20.
Zijn er meer toen afgekomen? |
Antwoord: Daar was reeds een klompje op zijde, en toen ben ik ook afgegaan. |
21.
Hadt gij geene gelegenheid gezocht u van de bende te verwijderen? |
Antwoord: Dat heb ik niet durven, want Bezuidenhout zeide dat als één dit deed, hij tien man op hem af zoude zenden om hem dood te schieten, want dat dit geschieden moest of 't zoude nooit recht komen. |
22.
Waren er behalve Bezuidenhout, ook anderen die gezag voerden? |
Antwoord: Willem Krugel ook, maar die deed niets als op order en zeggen van Bezuidenhout. |
| |
| |
23.
Is groote Willem Prinslo bij ulieden op Slagtersnek gekomen, en wat heeft hij daar verricht? |
Antwoord: Ik heb hem daar wel gezien, maar wat hij gesproken of gedaan heeft weet ik niet, wij waren in twee klompen. |
24.
Moet gij niet erkennen, dat gij door bij die gewapende oproerige menigte te zijn geweest misdaan hebt? |
Antwoord: Ja, ik weet wel dat 't kwaad is, maar ik heb geen kwaad van meening geweest. |
25.
Hebt gij nog iets tot uwe verschooning in te brengen? |
Antwoord: Dat ik tegen mijn zin, door dwang er bij ben geweest. |
Aldus &c. 28 December 1815.
Als Gecommitteerdens.
P. Diemel.
W. Hiddingh.
(Get.) Johannes Prinslo.
Mij present.
G. Beelaerts van Blokland,
Secretaris.
|
|