| |
No. 45.
N.N.I. Minuten, 28sten December, 1815.
Uitenhagen.
Artikelen &c.
Thomas Andries Dreijer, Gedetineerde.
Art. 1.
Des Gedet: naam, ouderdom, geboorteplaats en woonplaats? |
Antwoord: Thomas Andries Dreijer, oud 31 jaren, geboren aan de Olijphantsrivier, woonachtig onder 't veldcornetschap van Zwagershoek, in 't district van Graaff-Reinet. |
2.
Hoe zijt gij gekomen onder de in November l.l. verzameld geweest zijnde oproerige menigte? |
Antwoord: Ik was met mijne vrouw geweest naar mijnen schoonvader Marthinus Prinslo |
| |
| |
|
op Bruintjeshoogte, en vandaar op den dag dat Hendrik Prinslo gevangen is, gereden zijnde naar Jochem Prinslo om te zien of ik daar wat geld zoude kunnen krijgen, hetwelk ik benoodigd had, zoo is daar Johannes Bezuidenhout gekomen, en heeft mij vandaar medegenomen naar Willem Krugel. |
3.
Wie had Bezuidenhout destijds bij hem? |
Antwoord: Vier of vijf menschen die ik niet kende. |
4.
Hebt gij toen aan denzelven verhaald dat Hendrik Prinslo gevangen was? |
Antwoord: Ik had 't verhaald bij Jochem Prinslo, en zoo heeft Bezuidenhout 't daar gehoord. |
5.
Wist Bezuidenhout 't niet reeds tevoren? |
Antwoord: Neen. |
6.
Hebt gij dien avond Andries van Dijk gekregen? |
Antwoord: Neen. |
7.
Hebt gij dien avond Christoffel Rudolph Botha, Christoffel zn: gekregen? |
Antwoord: Ja, bij 't huis van zijn broeder, waar hij woont. |
8.
Was hij verwonderd toen Bezuidenhout daar kwam? |
Antwoord: Dat weet ik niet. |
9.
Wat hebt gij gedaan toen gij met Bezuidenhout bij W. Krugel zijt gekomen? |
Antwoord: Wij zijn van daar naar onderen gegaan, naar de post van Capt. Andrews, want Bezuidenhout had gezegd dat hij wilde Hendrik Prinslo gaan vragen, en ook dat hij den dood van zijn broeder wilde wreken, en de posten aanvallen. |
10.
Wat hebt gijlieden verder gedaan? |
Antwoord: Toen wij aan de overzijde waren, is Zacharias Prinslo, Nic. zn: gezonden om |
| |
| |
|
de Kaffers te halen, want Johannes Bezuidenhout zeide, dat zij reeds aan de Kacha waren. |
11.
Is Zacharias Prinslo alleen gereden? |
Antwoord: Ja, want Piet Fourie, die ook met hem rijden zoude, is naar huis gereden, omdat hij zeere oogen had. |
12.
Hebben de andere menschen dat geweten, dat Zacharias Prinslo gereden was om de Kaffers te halen? |
Antwoord: Ik denk ja, dat zij 't allen hebben geweten. |
13.
Wie had hem gezonden? |
Antwoord: Johannes Bezuidenhout. |
14.
Heeft Willem Krugel en Theunis de Klerk 't ook geweten? |
Antwoord: Ik denk ja, want zij stonden bij elkander. |
15.
Wanneer is Zacharias Prinslo teruggekomen? |
Antwoord: Hij is niet weder gekomen. |
16.
Wist gij niet, dat terwijl gij aan de overzijde waart, uw broeder Christiaan Dreijer is weggereden? |
Antwoord: Ja. |
17.
Hadt gij toen ook niet kunnen wegrijden? |
Antwoord: Ja, en ik heb ook aan Bezuidenhout daarom gevraagd, maar hij zeide, dat er geen mensch mogt wegrijden. |
18.
Wie waren er bij toen gij dit aan Bezuidenhout hebt gevraagd? |
Antwoord: Lucas van Vuuren en Theunis Fourie. |
19.
Zaagt gij geen kans om evenwel weg te rijden? |
Antwoord: Ja, maar hij zeide dat hij mij zoude laten doodschieten, en mijne vrouw en kinderen laten vernielen van de Kaffers, en al mijn goed buit maken, en daarom was ik bang om weg te rijden. |
| |
| |
20.
Hebt gij ook mede een eed gedaan op de plaats van Van Aardt? |
Antwoord: Neen, maar ik stond agter den kring. |
21.
Wie stond in 't midden van den kring? |
Antwoord: Willem Krugel. |
22.
Waarin heeft die eed bestaan? |
Antwoord: Dat Willem Krugel ons getrouw zoude wezen. |
23.
Hebt gij vóór het doen van dien eed den veldcommandant Nel daar zien komen? |
Antwoord: Ja, en ik heb hem weder zien wegrijden. |
24.
Hebt gij ook gezien dat men getragt heeft hem te beletten weder weg te gaan? |
Antwoord: Ja, dat hebben Johannes Bezuidenhout en Theunis de Klerk gedaan. |
25.
Hoe hebben zij dit getragt? |
Antwoord: Zij hebben zijn paard vast gehouden. Ik geloof dat Theunis de Klerk dat heeft gedaan. |
26.
Wat hebt gijlieden verder aan de overzijde van de rivier gedaan? |
Antwoord: Daar zijn wij anderhalven dag gebleven. |
27.
Is daar niet een brief van Majoor Fraser gekomen ulieden vermanende van naar huis te gaan? |
Antwoord: Ja. |
28.
Zijt gijlieden daarop uit elkander gegaan? |
Antwoord: Neen. |
29.
Wat hebt gijlieden daar verder gedaan? |
Antwoord: Toen zijn wij eerst naar Kwaggakoe's nek gereden, en hebben daar geslapen, en den anderen dag zijn wij naar Slagtersnek gereden. |
30.
Wat is daar gebeurd? |
Antwoord: Daar is de Landdrost Cuyler bij ons gekomen, en toen heeft Bezuidenhout aan |
| |
| |
|
ons gezegd, dat wij ons niet moesten gevangen geven of afkomen, want dat hij ons van agteren zoude doodschieten, en daarvoor waren wij bang; en hij heeft gelast dat wij tegen den kop moesten optrekken, om veilig te zijn voor de dragonders; toen zijn wij daar opgetrokken; en hij heeft gezegd dat als 't commando van den Landdrost begon te schieten, wij ons dan ook weren moesten. Toen de veldcommandant Nel bij mij gekomen is, ben ik afgekomen. |
31.
Hebt gij Cornelis Faber niet op den berg zien komen? |
Antwoord: Ja, toen de Landdrost Cuyler daar was, kwam Faber daar ook aan. |
32.
Waar kwam hij vandaan? |
Antwoord: Van Kafferland. |
33.
Wat was hij in Kafferland wezen doen? |
Antwoord: Om de Kaffers te halen. |
34.
Welk antwoord heeft hij gebragt? |
Antwoord: Dat weet ik niet, want ik ging toen met den veldcommandant Nel naar onderen. |
35.
Zijt gij op de begrafenis van Fredrik Bezuidenhout geweest? |
Antwoord: Neen. |
36.
Zijt gij er bij geweest toen Johannes Prinslo M zn: aan Bezuidenhout gevraagd heeft om naar huis te gaan, en het hem geweigerd is? |
Antwoord: Ja. |
37.
Moet gij niet erkennen door u bij die gewapende oproerige bende, welker oogmerken gij wist, te hebben bevonden, misdaan en straffe verdiend te hebben? |
Antwoord: Ja, ik beken daarmede kwaad gedaan te hebben. |
| |
| |
38.
Wat hebt gij tot uwe verschooning of verontschuldiging in te brengen? |
Antwoord: Dat ik door Joh: Bezuidenhout ben overgehaald, en niets tevoren daarvan geweten had. |
Aldus &c. 28sten December, 1815.
(Get:) Thomas Dreijer.
Als Gecommitteerdens:
P. Diemel.
W. Hiddingh.
Mij present:
G. Beelaerts van Blokland,
Secretaris.
|
|