| |
No. 43.
T. I. Minuten, 28sten Dec. 1815.
Uitenhagen.
Artikelen &c.,
Als getuige de Hottentot Hendrik Kees.
1.
Hoe is uw naam, ouderdom, geboorteplaats? |
Antwoord: Hendrik Kees, oud, naar gissing, elf of twaalf jaar; geboren bij Cornelis Faber; in deszelfs dienst. |
2.
Zijt gij eenigen tijd geleden met uw baas, Cornelis Faber, naar Kafferland geweest? |
Antwoord: Ja, ééne keer. |
3
Wie zijn er toen mede geweest? |
Antwoord: Adriaan Engelbrecht en een man, dien zij Fransman noemen; hij zit nu in den tronk. |
4
Is uw baas uit zig zelven gegaan, of door een ander gezonden? |
Antwoord: Dat weet ik niet. |
5.
Naar wien zijt gij in Kafferland gereden? |
Antwoord: Naar Gaika. |
| |
| |
6.
Wat is uw baas daar gaan doen? |
Antwoord: Kaffers gaan roepen om met den Engelschman te vechten. |
7
Zoude uw baas dan ook met de Kaffers tegen de Engelschen vegten? |
Antwoord: Ja, zoo heb ik hem hooren zeggen. |
8.
Heeft uw baas met Gaika gesproken? |
Antwoord: Ja, maar ik weet niet wat, want ik was bij de paarden gestuurd. |
9.
Zijn er andere Hottentotten met uw baas mede gereden? |
Antwoord: Neen. |
10.
Hadden uw baas en de anderen geweren bij zig? |
Antwoord: Ja. |
11.
Hebt gij een handpaard gehad? |
Antwoord: Ja. |
12.
Hebt gij een geweer gehad? |
Antwoord: Ja, 't geweer van mijn baas. |
13.
Hoe lang zijt gij bij Gaika geweest? |
Antwoord: Drie dagen. |
14.
Hebt gij gehoord dat de Kaffers zouden komen om te vegten? |
Antwoord: Zoo half en half; de Fransman heeft verteld dat de Kaffers gezegd hadden dat de boeren maar eerst moesten vechten, dan zouden zij ook wel komen. |
15.
Was die Fransman (waardoor verstaan wordt Frans Marais) daarmede tevreden? |
Antwoord: Ja, hij zeide dat hij dan 't kruit en lood, en andere dingen van de boeren zoude krijgen. |
16.
Waart gij tevoren met uw baas in die contrij geweest? |
Antwoord: Neen. |
17.
Welken weg zijt gij gereden? |
Antwoord: Ik weet den weg in Kafferland niet. |
| |
| |
18.
Was 't een mooi veld? |
Antwoord: Ja. |
19.
Wat zouden de Kaffers tot belooning krijgen? |
Antwoord: De beesten van den Engelsman, en ijzer om assegaaien te maken, en koper, zoo heb ik van den Fransman gehoord toen wij t'huis waren gekomen. |
20.
Waar zouden de Kaffers komen als de boeren aan 't vegten waren? |
Antwoord: Op de Adouw. |
21.
Waar was Joh. Bezuidenhout, toen uw baas naar Kafferland reed? |
Antwoord: Die bleef 't vee van mijn baas oppassen, en hij heeft aan den Fransman een paard gegeven, want die had geen paard. |
22.
Hoe is Adriaan Engelbrecht daarbij gekomen? |
Antwoord: Mijn baas is hem gaan roepen op de plaats daar hij woonde. |
23.
Was hij aanstonds gereed om mede te gaan? |
Antwoord: Ja. |
24.
Is uw baas naderhand weder in Kafferland geweest? |
Antwoord: Ja, maar toen ben ik niet mede geweest. |
25.
Wie is toen mede gereden? |
Antwoord: Willem Prinslo, Joh: zn:, en Volkert Laport, en ook een Hottentot, Cobus van Didrik Muller. |
26.
Waar is de Fransman toen gebleven? |
Antwoord: Bij 't huis, maar hij is met de menschen vervolgens naar den kop gereden. |
27.
Wat is uw baas voor de tweede maal bij de Kaffers gaan doen? |
Antwoord: Dat weet ik niet. |
28.
Wanneer hebt gij uw baas wedergezien? |
Antwoord: Toen de andere menschen gevangen waren, is |
| |
| |
|
baas met Johannes Bezuidenhout, Jacobus Vrij en anderen, die ik niet kende, naar huis gekomen, zooals ik van den Hottentot Hans, zijnde de agterrijder van Joh. Bezuidenhout, gehoord heb. Den anderen dag zijn wij weggetrokken. |
29.
Waar zijn zij toen heengetrokken? |
Antwoord: Eerst weder den Kafferlandschen weg op, en daarna op eene plaats daar 't gras goed stond, maar toen hebben de soldaten ons gekregen, en baas geschoten. |
30.
Had uw baas ook willen schieten? |
Antwoord: Ja, maar de lap was in de pan. |
31.
Waarom wilde uw baas schieten? |
Antwoord: Dat weet ik niet. |
32.
Had uw baas aangelegd eer hij geschoten is? |
Antwoord: Ja, en toen hij geschoten is, heeft hij zijn hoed afgehaald. |
33.
Was Joh. Bezuidenhout daar ook bij? |
Antwoord: Ja, maar hij wilde zig niet overgeven; daar was een officier die zijn hoed op 't geweer stak, om te zeggen dat hij zig moest gevangen geven, maar hij zeide dat hij dat niet doen zoude, en zijne vrouw zeide ook dat hij zig niet moest gevangen geven. |
34.
Wat heeft hij toen gedaan? |
Antwoord: Hij heeft eerst rondgereden, en is daarna van zijn paard geklommen, en heeft willen schieten op een soldaat; maar zijn pan is afgebrand; toen heeft hij een ander geweer genomen en een soldaat geschoten, en is daarna onder den wagen gegaan, en ook geschoten. |
| |
| |
35.
Welke menschen waren er meer bij uw baas en Johannes Bezuidenhout? |
Antwoord: Abraham Bothma, Stephanus Bothma, Andries Meijer. Niet meer. |
36.
Waar is de Franschman (Frans Marais) gebleven? |
Antwoord: Die was gebleven bij Koetser. |
37.
Waar hebben Abraham Bothma, Steph. Bothma, en Andries Meijer zig bij Faber en Bezuidenhout vervoegd? |
Antwoord: Steph. Bothma is agter ons aangetrokken, Abraham Bothma en Andries Meijer waren bij Louis Bothma, en wilden ook naderhand bij ons komen, en zijn door de soldaten gekregen. |
38.
Zijn er ook andere capteins bij Gaika geweest terwijl gij daar waart? |
Antwoord: Ja drie, die Gaika door een Kaffer had laten roepen. |
Niets meer &c.
Aldus &c., 28 December 1815.
Als Gecommitteerdens:
P. Diemel.
W. Hiddingh.
Dit × is het merk van Hendrik Kees, verklarende niet te kunnen schrijven.
Mij present:
G. Beelaerts van Blokland,
Secretaris.
|
|