| |
No. 35.
V.V. Minuten, 23sten Dec. 1815.
Uitenhagen.
Artikelen &c.,
Philip Rudolph Botha, Christoffels zn;, Gedetin:-
Art. 1.
Des Gedet: naam, ouderdom, geboorteplaats, en woonplaats? |
Antwoord: Philip Rudolph Botha, Christoffels zn:, oud 36 jaren, geboren in den Swagershoek, woonagtig langs de Visrivier, in 't Veldcornetschap van Swagershoek, onder Graaff-Reinet. |
2.
Op hoedanige wijze zijt gij gekomen onder de onlangs verzameld geweest zijnde gewapende menigte? |
Antwoord: Ik was met mijne vrouw op de plaats van Martinus Prinslo geweest, en den 13den November, des morgens vroeg, ander half uur vóór dag, van daar vertrokken zijnde om mijne ossen te gaan halen, ben ik gekomen op mijne plaats, de Elandsdrift, aan de Groote Visrivier. Dáár is in den avond Johannes Bezuidenhout gekomen, en heeft mij gezegd dat ik met hem mede moest rijden, of hij zoude mij doodschieten, en mijne vrouw en kinderen |
| |
| |
|
laten ruineeren van de Kaffers, en op mijne vraag waarom ik moest mede rijden, zeide hij dat (hij) dit wel naderhand zoude zeggen, maar dat ik nu slegts had mede te rijden. Daarop ben ik medegereden tot naar de plaats van Willem Krugel. |
3.
Wat hebt gij daar gedaan? |
Antwoord: Daar heeft hij de menschen bijeen laten komen, en toen zijn wij afgetrokken naar onder, naar de plaats van W. van Aart. |
4.
Wie waren daar bijeen? |
Antwoord: Willem Krugel, Cornelis en Hendrik van den Nest, Hendrik Klopper, Jacobus zn:, Jacobus Klopper, Hendrik Klopper, H. zn:, Jacobus Prinslo, Jacobus zn:, Piet Prinslo, Claas zn:, Johannes Hartzenberg, Martinus Barnard, Abraham Bothma, Andries Meijer, Theunis Mulder, mijne broeders, Johannes en Stoffel Botha, Martinus Prinslo, Claas zn:, Theunis Dreijer, Jan Bronkhorst, Theunis de Klerk, en Piet Erasmus, Piet zn. |
5.
In welke betrekking was Willem Krugel? |
Antwoord: Bezuidenhout gelastte hem dat hij Cornet moest wezen, maar hij wilde 't niet wezen. |
6.
Van welke contrij waren de meeste menschen? |
Antwoord: Van de Baviaansrivier. |
7.
Is dat niet de contrij waarvan Willem Krugel de provisioneele Veldcornet was? |
Antwoord: Ja. |
8.
Was Joh. Bezuidenhout dan in staat om W. Krugel te gelasten wat hij wilde? |
Antwoord: Hij deed alsof hij magt had, en dwong alle menschen door zijne dreigemen- |
| |
| |
|
ten van de Kaffers, want hij had Faber gezonden om de Kaffers te gaan halen. |
9.
Zijn er niet nog meer anderen op den weg naar de plaats van W. van Aart bijgekomen? |
Antwoord: Ja, op Slagtersnek zijn daar nog bijgekomen Lucas van Vuuren, Christiaan Dreijer, Frans Smit, Gerrit Bezuidenhout, en nog een Gerrit Bezuidenhout, twee Labuscagnes, Barend de Lange, en Theunis Fourie. |
10.
Waart gij gewapend? |
Antwoord: Ja. |
11.
Wat hebt gijlieden op de plaats van W. van Aart gedaan? |
Antwoord: Daar heeft Bezuidenhout gezonden om Hendrik Prinslo te hebben, doch Majoor Fraser liet weten dat hij denzelven niet konde afgeven. |
12.
Wien heeft hij gezonden? |
Antwoord: Eerst een Hottentot, en daarna Claas Prinslo Mart, zn.: Voor de derde maal heeft hij Piet Erasmus gezonden, en die is met den Veld Commandant Nel teruggekomen. |
13.
Wie heeft met den Veld Commandant Nel gesproken? |
Antwoord: Dat weet ik niet, daar was eene geheele kring rondom hem. |
14.
Hebt gij hem ook zien wegrijden. |
Antwoord: Ja. |
15.
Hebben zij hem goedwillig laten wegrijden? |
Antwoord: Neen, Bezuidenhout en Theunis de Klerk hebben hem bij zijn paard gevat, en hem weder doen afklimmen. |
16.
Hoe is hij dan weggekomen? |
Antwoord: Piet Prinslo, Claas zn.: en Willem Prinslo, W. zn:, zeiden dat zij hem moesten laten rijden, want dat hij wel zoude terugkomen. |
| |
| |
17.
Waarom dachten zij dat hij zoude weder komen? |
Antwoord: Omdat hij eene boodschap kreeg aan Majoor Fraser, en dat hij daarop moest weder komen En Piet Prinslo had hem laten zweren dat hij zoude weder komen. |
18.
Heeft Theunis de Klerk ook niet gezegd ik zal u doodschieten of gij zult mij doodschieten? |
Antwoord: Ja, dat heb ik Theunis de Klerk hooren zeggen. |
19.
Wie waren de hoofden van die menigte? |
Antwoord: Johannes Bezuidenhout en Theunis de Klerk. |
20.
Had Willem Krugel daar ook niet wat te zeggen? |
Antwoord: Ja, maar niet zooveel als de anderen. |
21.
Is daar ook een eed gedaan? |
Antwoord: Ja, er is een kring geformeerd, en Krugel heeft in het midden gestaan: door Bezuidenhout werd gezegd dat er een eed moest worden gedaan om aan Krugel getrouw te zijn; toen heeft Krugel dien eed voorgezegd, en de anderen hebben het nagezegd. |
22.
Op welke wijze is die eed afgelegd? |
Antwoord: Eéne partij heeft ja gezegd en ééne partij heeft den hoed afgenomen; ik heb noch ja gezegd, noch mijn hoed afgenomen. |
23.
Heeft niet de grootste helft den hoed afgenomen? |
Antwoord: Ja. |
24.
Hoe heeft Theunis de Klerk gedaan? |
Antwoord: Die heeft ook den hoed afgenomen. |
25.
Waar zijt gij lieden verder naar toe gegaan? |
Antwoord: Over de Visrivier naar de plaats van Louw Erasmus. |
26.
Waar hebt gij kost gekregen? |
Antwoord: Bij Louw Erasmus hebben wij een hamel [...] vier gehaald. |
| |
| |
27.
Waar was Cornelis Faber in dien tijd? |
Antwoord: In het Kafferland om de Kaffers te halen, zooals Bezuidenhout zeide. |
28.
Wat moest hij met de Kaffers doen? |
Antwoord: De Militaire posten afdrijven tot naar Algoa Baai, en de menschen vernielen, die niet wilden mede doen. |
29.
Uit welke oorzaak wilde hij dat doen? |
Antwoord: Hij zeide om dat de troepen zijn broeder hadden doodgeschoten, daarom was hij kwaad. |
30.
Wat zouden de Kaffers tot belooning krijgen? |
Antwoord: Het vee van de soldaten, en van de menschen, die niet mede wilden doen. |
31.
Hebt gij niets gehoord van eene ruiling van land? |
Antwoord: Ja, hij zoude de Kaffers het Zuurveld geven, en dan zouden hij en Faber het veld aan de overzijde in ruiling nemen. |
32.
Zoude dat veld onder u lieden gedeeld worden? |
Antwoord: Hij zoude van dat land geven aan de menschen die bij hem wilden wonen. |
33.
Hoe is die contrij daar? |
Antwoord: Een kaal veld, en zuur, behalve enkele doornkloofjes. |
34.
Waarheen zijt gij van de plaats van Erasmus gegaan? |
Antwoord: Naar den Slagtersnek. |
35.
Zijn er in dien tusschen tijd geene brieven gegaan van den Majoor Fraser en den Adjunct Landdrost Van de Graaff met vermaning om naar huis te gaan? |
Antwoord: Daar is een brief gekomen van Majoor Fraser, en toen wilden wij naar huis gaan, maar Bezuidenhout zeide dat hij den eersten die zijn paard zoude vangen, dood zoude schieten. |
36.
Wat is op Slagtersnek gebeurd? |
Antwoord: Daar zouden wij wachten, want Stephanus Bothma had de tijding gebracht dat de Adjunct Landdrost Van de |
| |
| |
|
Graaff daar des Zondags stond te komen: Bothma is weder teruggereden. |
37.
Hoe lang zijt gij daar gebleven? |
Antwoord: Tot Zaterdag achtermiddag, toen is de Landdrost Cuyler gekomen met een commando, en toen heeft Bezuidenhout order gegeven om tegen den kop op te rijden om, als het Commando opkwam, over te rijden, en hij wilde er op schieten, maar wij zeiden dat hij dit niet doen moest; en daarop zijn wij afgeloopen om bij den Landdrost te komen. Bezuidenhout wilde niet afkomen, maar wel naar zijn zin capituleeren, door, bij tien te gelijk, de menschen te laten afgaan en weder komen. |
38.
Zijn er geen boodschappen van mij bij u lieden gekomen? |
Antwoord: Ja, eerst is Hendrik Lange ons komen noodigen om af te komen. De meesten wilden afkomen, maar eenigen niet. |
39.
Wie wilden niet afkomen? |
Antwoord: Johannes Bezuidenhout, Cornelis Faber, Johannes Hartzenberg, (die was bang) Martinus Barnard, Jochem Prinslo, Claas zn:, Martinus Prinslo, Claas zn:, en Theunis de Klerk. |
40
Kon degene, die mijne boodschappen bragt, naar welgevallen met u lieden allen spreken? |
Antwoord: Neen, Bezuidenhout, Faber, en Theunis de Klerk tragtten dat zooveel mogelijk te beletten. |
41.
Hebt gij ook niet mijn boodschapper belet van met sommige menschen te spreken? |
Antwoord: Neen, maar ik ben eerst bij den Landdrost geweest, en weder naar boven gegaan, omdat ik mijn geweer had laten liggen aan 't hangen van den rug, en toen heb ik nog |
| |
| |
|
andere menschen genoodigd om mede af te komen. |
42.
Om welke reden hadt gij dat geweer laten liggen? |
Antwoord: Omdat ik bang was om gewapend af te komen, en toen heb ik op order van den Landdrost mijn geweer wezen halen. |
43.
Is er, terwijl gij op den berg waart, een klompje menschen den berg opgekomen? |
Antwoord: Ja, daar was Faber bij, en Frans Marais, en Volkert Laport, en Louis Fourie. |
44.
Waar kwam Faber van daan? |
Antwoord: Van de Kaffers. |
45.
Welke boodschap bragt hij van de Kaffers? |
Antwoord: Dat zij met hem eens waren, maar dat zij niet klaar waren, en dat het nog wel eene maand of drie duren zoude. |
46.
Moet gij niet erkennen, dat gij, door u bij de oproerige gewapende menigte te hebben bevonden, en daar bij gebleven te zijn, misdaan en straf verdiend te hebben? |
Antwoord: Ja, goed is het zeker niet. |
47.
Wat hebt gij tot uwe verschooning of verontschuldiging in te brengen? |
Antwoord: Ik ben er toe gedwongen door vrees voor den dood. |
(Get:) Philip Roed. L. Botha.
Mij present:
G. Beelaerts van Blokland,
Secretaris.
Aldus &c 23 December 1815.
Als Gecommitteerdens:
P. Diemel.
W. Hiddingh.
|
|