| |
No. 34.
P.P. Minuten, 23sten Dec. 1815.
Uitenhagen.
Artikelen &c.
Hendrik Andries Gustavus van den Nest:-
Art. 1.
Hoe is uw naam, ouderdom, geboorteplaats, en woonplaats? |
Antwoord: Hendrik Andries Gustavus van den Nest, oud 22 jaren, geboren aan de Zondagsrivier, woonachtig op de plaats van W. Krugel langs de Visrivier aan de Baviaansrivier onder Graaff-Reinet. |
2.
Hebt gij omtrent 't eind van de maand October l.l. niet in 't bosch gewerkt bij de Baviaansrivier? |
Antwoord: Ja, ik ben in 't laatst van September van de Kaap gekomen, en heb daarna in 't bosch gewerkt. |
3.
Zijn daar Joh. Bezuidenhout en Cornelis Faber bij u gekomen? |
Antwoord: Johannes Bezuidenhout is daar bij mij gekomen. |
4.
Wat heeft Joh. Bezuidenhout met u gesproken? |
Antwoord: Die heeft mij verhaald dat zijn broeder Fredrik Bezuidenhout was dood- |
| |
| |
|
geschoten, en dat Faber naar Kafferland was om de Kaffers te halen om de Militaire Posten af te breken en te verdrijven tot naar Uitenhagen, en dat zij dan 't Zuurveld aan de Kaffers zouden geven, en zij 't veld krijgen aan den overkant. |
5.
Heeft hij u destijds ook gevraagd om mede te doen? |
Antwoord: Neen, hij heeft toen daar niets verder van gesproken.
Zegt nader: Hij heeft gezegd dat wij moesten mede doen, en dat die niet mede deed, van de Kaffers zoude geruïneerd worden. |
6.
Wat hebt gij daarna gedaan? |
Antwoord: Ik ben naar huis gereden; naar Swagershoek, daar ik toen nog woonde bij mijn schoonvader, Christoffel Botha. |
7.
Hoe lang zijt gij t'huis gebleven? |
Antwoord: Een paar weken. |
8.
Wie was uw Veldcornet? |
Abraham Greijling. |
9.
Waarom hebt gij er denzelven geen kennis van gegeven? |
Antwoord: Bezuidenhout had gezegd dat ik het niet mocht zeggen, en had mij zoo scherp gedreigd; maar 't duurde niet lang of de Veldcornet Opperman wist het ook. |
10.
Hoe lang daarna zijt gij verhuisd naar Willem Krugel? |
Antwoord: Ik geloof een dag of acht daarna. |
11.
Hoe lang zijt gij bij W. Krugel woonachtig geweest, eer gij weder van Bezuidenhout gehoord hebt? |
Antwoord: Nadat ik een dag daar geweest was, is er een brief van den Adjunct Landdrost Van de Graaff aan den Veldcornet Opperman gekomen, doch Opperman was toen weg, en had W. Krugel Provisioneel Veldcornet gemaakt. |
| |
| |
12.
Welke was de inhoud van dien brief? |
Antwoord: Dat eenige oproermakers van Tarka naar Kafferland waren, om een inval in 't land te komen doen. |
13.
Wat heeft W. Krugel op dien brief van den Adjunct Landdrost Van de Graaff gedaan? |
Antwoord: De menschen gecommandeerd uit hoofde van de Kaffers. |
14.
Zijn die menschen ook gekomen? |
Antwoord: Ja, bij Daniel Erasmus. Joh. Bezuidenhout is ook bij W. Krugel gekomen, en die vroeg of het nu een tijd was om tegen de Kaffers te commandeeren. |
15.
Aan welke menschen heeft Bezuidenhout dit gezegd? |
Antwoord: Aan Willem Krugel, wien hij had laten roepen door mij. De kinderen van Prinslo waren gekomen, en hadden verteld dat Hendrik Prinslo door de Dragonders weggevat was, en dat zij Willem Krugel wilden hebben om naar Capt. Andrews te rijden om te hooren wat hij gedaan had, want dat niemand 't wist, zelfs zijn oude vader niet; daarop ben ik gereden tot ik Piet Erasmus tegenkwam, en dien heb ik de boodschap overgegeven, welke ze aan Krugel heeft gebracht, en met hem op de plaats gekomen is. Toen ik Piet Erasmus ontmoet heb, waren daarbij Theunis de Klerk, Fredrik Brits, Frans van Dijk, Leendert Labuscagne, Barend de Lange, groote Willem Prinslo en Jan de Lange. |
16.
Waar kwamen die menschen vandaan? |
Antwoord: Ik geloof dat zij gecommandeerd waren, behalve groote Willem Prinslo en oude Jan de Lange. |
| |
| |
17.
Hebt gij uwe boodschap overgegeven omdat uw paard flauw was? |
Antwoord: Ja, 't was een jong paardje. |
18.
Zijn die andere menschen toen met u medegereden naar de plaats van W. Krugel? |
Antwoord: Ja, en Krugel heeft ons onderweg ingehaald, en is medegereden. |
19.
Toen gij tehuis kwaamt bij W. Krugel, hebt gij daar meer menschen gevonden dan gij bij uw vertrek daar had gelaten? |
Antwoord: Neen. |
20.
Wanneer is Johannes Bezuidenhout daar gekomen? |
Antwoord: Nadat wij reeds tehuis waren, maar niemand wist dat hij daar komen zoude. |
21.
Was Willem Krugel voornemens te rijden ter zake van Hendrik Prinslo, vóórdat Bezuidenhout daar was gekomen? |
Antwoord: Dat weet ik niet. |
22.
Wie zijn mede gekomen met Bezuidenhout? |
Antwoord: Andries Meijer, Martinus Barnard, Johannes Hartzenberg en Abraham Bothma. |
23.
Wat zijn die menschen daar komen doen? |
Antwoord: Ik weet niet wat zij boven gedaan hadden, maar Johannes Bezuidenhout zeide dat het nu geen tijd was om menschen tegen de Kaffers te commandeeren, maar dat 't nu tijd was om de troepen af te drijven. |
24.
Heeft Bezuidenhout Willem Krugel gemachtigd om de posten af te drijven? |
Antwoord: Ja. |
25.
Heeft hij eenige post in het bijzonder genoemd? |
Antwoord: Neen, hij heeft gezegd van al de posten af te drijven, tot naar Uitenhagen toe. |
| |
| |
26.
Heeft hij ook gezegd dat de Kaffers zouden mede doen? |
Antwoord: Ja, en dat de Burgers die niet mede deden van de Kaffers zouden geruïneerd worden, en dat die ontvluchten wilde, zoude doodgeschooten en zijne goederen van de Kaffers prijs gemaakt worden. |
27.
Weet gij ook dat er dien avond weder menschen over den berg zijn terug gegaan naar de plaats van ouden Martinus Prinslo? |
Antwoord: Ja, Piet Erasmus, Theunis de Klerk, en Hendrik Klopper, H. zn. |
28.
Wat gingen zij daar doen? |
Antwoord: Zij gingen naar Bruintjeshoogte om te zien of daar ook menschen waren, die wilden mede doen. Johannes Bezuidenhout had hen gezonden, en als zij menschen mede brachten, moesten dezelve komen bij een bosch aan de overzijde van de plaats van W. van Aart. |
29.
Heeft Willem Krugel het afkomen van die menschen belet? |
Antwoord: Daar weet ik niet van; hij wist dat zij gaan zouden. |
30.
Heeft Bezuidenhout u niet gezegd dat hij 't land, 'twelk hij van de Kaffers in ruiling voor 't Zuurveld zoude krijgen, onder ulieden zoude verdeelen? |
Antwoord: Neen, maar hij heeft gezegd dat die daar komen wilden, het doen konden. |
31.
Zijt gij in dat veld bekend? |
Antwoord: Ja, ik heb 't bij gelegenheid van 't commando gezien; 't is een mooi veld zooals Bruintjeshoogte. |
32.
Wat hebt gijlieden bij Willem Krugel gedaan? |
Antwoord: Toen zijn wij den anderen dag naar den post van Capt. Andrews gereden. |
| |
| |
33.
Zijn er onder weg toen geen andere menschen bij gekomen? |
Antwoord: Ja, nog eenige menschen die Bezuidenhout had laten komen, Gerrit Hendrik Bezuidenhout. |
34.
Is Johannes Bezuidenhout ook mede gereden? |
Antwoord: Ja, hij was eerst gereden naar zijn broeder Wijnand Bezuidenhout om deszelfs kinderen te halen, en toen is hij op Slagtersnek bij ons gekomen, en zoo medegereden naar Van Aart. |
35.
Zijn Theunis de klerk, Piet Erasmus, en Hendrik Klopper ook niet weder bij ulieden gekomen? |
Antwoord: Ja, met kleinen Willem Prinslo, W. zn:, Andries van Dijk, en Johannes Prinslo, M. zn. |
36.
Wat hebt gijlieden bij de post van Capt. Andrews gedaan? |
Antwoord: Daar heeft Joh: Bezuidenhout eerst een Hottentot gestuurd om om Hendrik Prinslo te vragen, en Majoor Fraser liet weten dat een van die menschen zelve moest komen. Daarop is Claas Prinslo zelve gegaan, en heeft met Majoor Fraser gesproken, welke gezegd heeft dat hij den Landdrost Cuyler te wachten was, en dat er een brief gevonden was, waaronder de naam van Hendrik Prinslo geteekend stond, en niemand wist nog van dien brief. |
37.
Weet gij ook den inhoud van dien brief? |
Antwoord: Neen, die er van wisten, hebben zich dom gehouden. |
38.
Wat is daarna gebeurd? |
Antwoord: Wij zijn gereden naar de overzijde, en daar heeft Majoor Fraser dien brief gestuurd welke door Touchon is voorgelezen; en 't bleek toen een leelijke slechte brief te zijn; maar de woorden weet ik nu niet meer van. Daarop hebben wij willen terugrijden, maar |
| |
| |
|
Bezuidenhout wilde 't niet hebben, zeggende dat morgen of overmorgen Cornelis Faber daar wezen zoude met de Kaffers, en dat hij dan allen die naar huis gereden waren, zoude laten vernielen, en hun goed aan de Kaffers geven. |
39.
Hebben Bezuidenhout, Theunis de Klerk, en Willem Krugel niet gevloekt op zekeren Muller, wegens 't aanbrengen van dien brief? |
Antwoord: Neen, want zij hebben allen zich dom gehouden, alsof zij niets van dien brief wisten. |
40.
Wat is verder toen daar gebeurd? |
Antwoord: Stephanus Bothma heeft ons rapport gebracht van den Adjunct Landdrost Van de Graaff, dat wij eene plaats moesten bestellen waar hij bij ons zoude komen om met ons te spreken, en dat hij dan ook verder zoude afkomen naar Majoor Fraser en den Landdrost Cuyler: toen is Bothma den anderen dag teruggereden om den heer Van de Graaff te halen, en wij zijn gereden naar Slachtersnek, alwaar de Landdrost Cuyler met een commando gekomen is. |
41.
Hebt gijlieden bij de post van Kapitein Andrews ook een eed afgelegd? |
Antwoord: Ja, het was een gedwongen eed. Joh. Bezuidenhout ziende dat wij onwillig waren, heeft gezegd dat er een eed moest gedaan worden om elkander getrouw te blijven. Hij heeft een kring iaten maken, en W. Krugel is in 't midden geplaatst, welke dien eed gedaan heeft, en die rondom stonden hebben ja gezegd, en een partij hebben den hoed afgenomen, maar ik ben maar stil biljven staan. |
| |
| |
42.
Hebt gij te dier plaatse ook den Veldcommandant Nel gezien? |
Antwoord: Ja, ik ben dicht bij hem geweest, maar ik heb hem niet gesproken. Johannes Bezuidenhout zeide hem dat hij Rds. 300 's jaars trok om de Burgers te verraden. Theunis de Klerk heeft ook met hem gesproken, en gezegd ik zal u doodschieten, of gij zult mij doodschieten. |
43.
Heeft ook iemand de stang van zijn paard vast gegrepen toen hij wilde wegrijden? |
Antwoord: Dat heb ik niet wel gezien, want toen stonden andere menschen voor mij, maar Bezuidenhout en Ths. de Klerk stonden bij zijn paard. |
44.
Heeft Piet Prinslo, Claas zn. ook tegen hem gesproken? |
Antwoord: Dat weet ik niet. |
45.
Heeft iemand ook niet van Commandant Nel een eed gevergd dat hij zoude wederkomen? |
Antwoord: Ik heb gehoord dat er een zeide ‘Zweer dat gij zult wederkomen,’ maar wie 't is geweest, weet ik niet. |
46.
Kwam 't u voor dat Bezuidenhout veel staat maakte op Hendrik Prinslo, en hem daarom hebben wilde? |
Antwoord: Dat weet ik niet, maar 't moest wel zoo wezen. |
47.
Heeft Bezuidenhout u in 't bosch niet gezegd of H: Prinslo met u zoude mede doen? |
Antwoord: Neen. |
48.
Heeft hij ook niet gezegd welke plaats hij voor zich had uitgekozen om te gaan wonen? |
Antwoord: Neen. |
49.
Wat hebt g[...]eden gedaan toen de Landdrost Cuyler met 't commando is gekomen? |
Antwoord: Die heeft geroepen dat wij moesten afkomen, en toen ben ik afgegaan. |
| |
| |
50.
Toen gij op Slagtersnek waart, en 't commando aankwam, welke order heeft Bezuidenhout gegeven? |
Antwoord: Dat wij tegen den nek moesten optrekken, opdat 't commando zoo maar niet tusschen ons in zoude rijden, en hem vangen; en hij heeft ook geordineerd, dat wij schieten moesten op die ons vangen wilden, en gezegd dat hij dengenen die 't eerst afliep, in den rug zoude schieten; wij hebben allen daartegen gesproken. |
51.
Zijn er, toen gij op dien berg waart, niet eenige anderen van eene andere zijde opgekomen? |
Antwoord: Ja, Cornelis Faber, Louis Fourie, Volkert Laport, Baltes Erasmus, Dan. zn., en Frans Marais. |
52.
Waar kwamen die van daan? |
Antwoord: Cornelis Faber kwam uit het Kafferland met Volkert Laport en Frans Marais. |
53.
Waar kwamen die twee anderen vandaan? |
Antwoord: Louis Fourie kwam van zijne plaats, zooals hij zeide. |
54.
Wat kwam Cornelis Faber zeggen? |
Antwoord: Dat de Kaffers nog niet klaar waren, zooals ik heb hooren zeggen. |
55.
Gaf dat geene verslagenheid? |
Antwoord: Ik voor mijn part was er blijde om. |
56.
Zijt gij niet eerst afgereden op die tijding? |
Antwoord: Neen, ik wilde al vroeger afrijden, maar ik konde niet eerder. |
57.
Wat heeft Bezuidenhout gezegd, toen hij die boodschap had ontvangen? |
Antwoord: Hij zeide dat hij niet wilde afkomen, en Faber zeide hem ook dat hij niet gaan moest, en wij zijn toen afgeloopen. |
58.
Moet gij niet erkennen door 't u bekend voornemen van Bezuidenhout verzwegen te hebben, en u bij de oproerige menigte opgehouden te hebben, misdaan en straf verdiend te hebben? |
Antwoord: Dat weet ik niet, ik ben nog een jongeling. (Zegt nader), goed is 't niet. |
| |
| |
59.
Wat hebt gij tot uwe verschooning in te brengen? |
Antwoord: Bezuidenhout heeft mij misleid en gedwongen. |
(Get.) Hendrik van den Nest.
Aldus, &c., 23 December 1815.
Als Gecommitteerdens:
P. Diemel.
W. Hiddingh.
Mij present:
(Get:) G. Beelaerts van Blokland.
|
|