| |
| |
| |
No. 31.
K.K.K. Minuten, 22sten Dec. 1815.
Uitenhagen.
Artikelen &c.
Gerrit Coenraad Bezuidenhout, Gedetineerde, &c.
1.
Des Gedet. naam, ouderdom, geboorteplaats en woonplaats? |
Antwoord: Gerrit Coenraad Bezuidenhout, Fred. zn., oud 25 jaren, geboren aan de Oliphantsrivier, woonachtig in 't veldcornetschap van de Baviaansrivier. |
2.
Weet gij ook dat eenigen tijd geleden een Commando in uw district is gecommandeerd? |
Antwoord: Ja, de Veldcornet Willem Krugel heeft mij gecommandeerd. |
3.
Waartoe zijt gij gecommandeerd? |
Antwoord: Ik meende dat hij mij op een patrouille gecommandeerd had. |
4.
Hoedanig waart gij gecommandeerd? |
Antwoord: Met een commandeerbrief om bij Daniel Erasmus present te zijn met geweer en wapenen, en mondprovisie voor vier dagen. |
5.
Zijt gij ook op den bestemden tijd gegaan? |
Antwoord: Antwoord ik ben gegaan, maar 't is een dag later geweest, omdat ik bij mijn vee was. |
6.
Hebt gij toen Willem Krugel in de patrouillie gevonden? |
Antwoord: Neen, maar ik heb den anderen dag een boodschap gekregen dat ik hem moest narijden. |
7.
Door wien, en waar hebt gij die boodschap gekregen? |
Antwoord: Mondeling door mijn oom, den ouden Gerrit Bezuidenhout, toen ik in den avond bij hem op de plaats kwam. |
| |
| |
8.
Zijt gij toen W. Krugel gevolgd, en waar heen? |
Antwoord: Ja, ik heb hem gekregen op de post van Willem van Aart. |
9.
Zijt gij toen alleen derwaarts gereden? |
Antwoord: Neen, met mijn neef, kleinen Gerrit Bezuidenhout en Okkert Brits, welke ik bij mijn oom had ontmoet. |
10.
Waren die beiden ook gecommandeerd? |
Antwoord: Mijn neef was gecommandeerd, maar of Okkert Brits ook gecommandeerd was, weet ik niet. |
11.
Hebt gij den commandeerbrief gezien? |
Antwoord: Neen, maar mijn oom was naar mij gereden, en had gezegd dat ik er op stond. |
12.
Wie vondt gij meer dan Willem Krugel bij den post van W. Van Aart? |
Antwoord: Vele menschen die ik niet allen kende. Daar waren, onder anderen, Teunis de Klerk, oude Johannes Bezuidenhout, Hendrik Cornelis van der Nes, Jacobus Vreij, Martinus Barnard, Willem Nel, en velen die ik niet kende. Er zullen wel in de veertig zijn geweest. |
13.
Hebt gij u aan Willem Krugel gemeld? |
Antwoord: Ja, toen ben ik gebleven. |
14.
Wat is daar gebeurd? |
Antwoord: Daar vandaan zijn wij weggereden tot aan de Visrivier. |
15.
Wat hadden die menschen op die post te doen? |
Antwoord: Dat weet ik niet, maar ik hoorde zeggen, dat 't was om Hendrik Prinslo, welken zij zeiden, dat door Dragonders van zijn vader was weggehaald. |
16.
Is er dan om Hendrik Prinslo gevraagd? |
Antwoord: Dat weet ik niet, maar zooals Willem Krugel zeide, zouden zij er om vragen. Toen ik daar was, hebben zij den Veldcommandant Nel laten |
| |
| |
|
roepen, welke ook gekomen is, maar ik weet niet wat met hem is gesproken, ik stond achter af. |
17.
Weet gij ook dat Hendrik Klopper van daar met een boodschap is gezonden? |
Antwoord: Neen. |
18.
Wat is er gebeurd toen gijlieden over de Visrivier waart? |
Antwoord: Zooals ik gehoord heb, hebben zij daar gewacht op den Adjunct Landdrost Van de Graaff, die zooals ik hoorde, daar ook te verwachten was.. |
19.
Hoe lang zijt gij daar gebleven? |
Antwoord: Twee dagen, toen zijn wij naar Slagtersnek getrokken, alwaar de Landdrost Cuyler bij ons is gekomen. |
20.
Is er, voordat gij bij Slagtersnek zijt gekomen, niet een brief of boodschap bij ulieden gekomen? |
Antwoord: Ja, daar is een brief gebracht door den schoolmeester van Barend de Klerk, maar wat daar in stond, weet ik niet. |
21.
Hebt gij Cornelis Faber ook bij uw Commando gezien? |
Antwoord: Ja van verre. Hij is gekomen op dienzelven dag, toen de Landdrost Cuyler daar was; maar ik heb hem niet gesproken, nog ook voor dien tijd bij 't Commando gezien. |
22.
Waar is hij toen vandaan gekomen? |
Antwoord: Ik heb gehoord dat hij Kafferland in geweest was. |
23.
Wat had hij daar wezen doen? |
Antwoord: Daar heb ik niet van gehoord. |
24.
Hebt gij niet gehoord dat de Kaffers met uw Commando moesten mededoen? |
Antwoord: Ja, dat heb ik daar dien dag op Slagtersnek gehoord. |
25.
Van wien hebt gij dat gehoord? |
Antwoord: Van Volkert La Port, die (zooals ik gehoord heb) mede zoude zijn geweest met Faber in Kafferland. |
| |
| |
26.
Wat heeft La Port u meer verhaald? |
Antwoord: Hij zeide dat de Kaffers het hadden afgeslagen. Zegt weder: Op 't gezegde van ouden Johannes Bezuidenhout, dat hij, die niet wilde mededoen, zoude laten ruïneeren door de Kaffers, had ik willen naar huis rijden, omdat ik merkte dat het geene patrouille was; maar hij wilde 't niet toegeven. |
27.
Hebt gij aan uw Veldcornet, Krugel, gevraagd om naar huis te rijden? |
Antwoord: Ja, maar toen sprak Joh. Bezuidenhout, en zeide, dat hij geen man naar huis liet rijden. |
28.
Was dat alleen om Hendrik Prinslo, dat men zooveel menschen verzamelde, en ook de Kaffers wilde inroepen? |
Antwoord: Dat weet ik niet. |
29.
Was oude Joh. Bezuidenhout ook door Willem Krugel gecommandeerd? |
Antwoord: Dat weet ik niet. |
30.
Was hij een van Willem Krugel's manschappen? |
Antwoord: Dat geloof ik niet, want hij woont boven in Tarka. |
31.
Waarom is hij dan mede gekomen? |
Antwoord: Dat weet ik niet. |
32.
Zijt gij op de begrafenis van uw vader Fredrik Bezuidenhout geweest? |
Antwoord: Neen, ik was vóór in Camdeboo, aan de Vogelrivier. Ik was twee maanden van huis geweest, om voor Commissarisen te gaan en te trouwen, en toen ik zes dagen aan Kromme Rivier, bij mijn vee was geweest, werd ik gecommandeerd. |
33.
Hebt gij niet, toen gij hier waart om voor Commissarissen te gaan, gezegd dat 't veel moiete zoude kosten om uw vader te krijgen? |
Antwoord: Neen: ik woonde niet bij mijn vader. |
| |
| |
34.
Hoe is 't met het Commando op Slagtersnek afgeloopen? |
Antwoord: Ik ben met een partij menschen naar huis teruggekeerd. |
35.
Waarom zijt gij niet afgekomen, toen gij daartoe genoodigd werd? |
Antwoord: Ik was vreesachtig, omdat ik wist dat ik verbruid had door daarbij te wezen. |
36.
Hebt gij uw Veldcornet, Willem Krugel, niet zien afgaan? |
Antwoord: Neen, maar daar liepen menschen bij klompen af. |
37.
Zou die klomp menschen afgeloopen hebben, indien Faber de boodschap ingebracht had dat de Kaffers komen zouden? |
Antwoord: Dat weet ik niet, maar toen Joh. Bezuidenhout dreigde met de Kaffers, durfden de menschen niet naar huis keeren, maar wij wachtten daar op den Adjunct Landdrost Van de Graaff. |
38.
Was er behalve Bezuidenhout nog iemand anders die u belette naar huis te rijden? |
Antwoord: Neen. |
39.
Welke gedagte maaktet gij dat Joh. Bezuidenhout zulks belette, daar W. Krugel uw Veldcornet was? |
Antwoord: Ik heb veel gedagte gehad, maar 't kon mij niets helpen; ik zag wel dat 't niet goed was. |
40.
Hebt gij met uw Veldcornet niet gesproken? |
Antwoord: Ja, en hij zeide dat hij daar maar gekomen was om H. Prinslo. |
41.
Hebt gij ook niet gehoord dat 't voornemen was om de Militaire posten te verdrijven? |
Antwoord: Neen, toen ik daar kwam, heb ik van niets anders als van H. Prinslo gehoord. Wat zij tevoren met elkander gesproken hadden, weet ik niet |
42.
Hebt gij ook Kaffers bij 't Commando gezien? |
Antwoord: Neen, geene. |
43.
Kent gij eenige Kaffers? |
Antwoord: Ja, Gaika en Jalouza, die heb ik eens gezien |
| |
| |
|
bij gelegenheid dat ik eens beesten van Stoffel Botha uit Kafferland heb helpen uithalen. |
44.
Weet gij ook of die menschen een eed gedaan hebben? |
Antwoord: Ja, toen zij bij Van Aart waren, heeft Willem Krugel de menschen een eed voorgezworen; en eenigen hebben 't nagezegd; maar wat 't was, weet ik niet: ik heb maar stil gestaan; ik woude 't niet nazeggen, en zoude het ook niet hebben gedaan, omdat ik niet wist waarvoor ik een eed moest zweren. |
45.
Hebt gij niet, toen gij hier waart, gezegd dat uw vader voornemens was om een bode van Graaff-Reinet op te hangen? |
Antwoord: Ik heb wel gezegd, dat zulks mijn vader werd nagegeven, maar ik weet er verder niet van, want ik was niet bij mijn Vader. |
46.
Hebt gij ook niet gezegd dat uw vader 't zoude gedaan hebben, en dat er juist iemand bij hem was welke gezegd had, dat 't niet dezelfde bode was? |
Antwoord: Dat had ik ook zoo op 't pad hooren praten, maar ik weet niet meer van wie. |
47.
Is dit lang voor den dood van uw vader geweest? |
Antwoord: Ja, lang te voren. |
48.
Moet gij niet erkennen, dat gij, door u onder die gewapende menigte bevonden te hebben, kwaad gedaan hebt? |
Antwoord: Ja, maar ik ben er onwetend in gekomen. |
Aldus &c., 22 December, 1815.
Als Committeerdens:
P. Diemel.
W. Hiddingh.
Dit is 't merk X.
van G.C. Bezuidenhout, die verklaarde niet te kunnen schrijven.
Mij present:
G. Beelaarts van Blokland.
|
|