|
van mij dood te schieten, en gezegd dat hij den gene die niet mede deed, door de Kaffers zoude laten ruineeren. |
7.
Wanneer zijt gij van die menschen afgekomen? |
Antwoord: Op Slachtersnek; toen de Landdrost Cuyler met zijn Commando is gekomen, ben ik naar hem toegevlugt, zoodra er gelegenheid was; ik heb 't eerste niet durven gaan, want ik vreesde voor die achter mij waren. |
8.
Wie was 't hoofd van die menigte? |
Antwoord: Ik meen Johannes Bezuidenhout. |
9.
Weet gij ook dat er door die menschen een eed is gedaan? |
Antwoord: Ja, daar is een kring geformeerd, en daar stond Krugel in 't midden; daar heeft Bezuidenhout gedwongen dat er een eed moest worden gedaan, en dien heeft Krugel voorgezegd, maar de anderen hebben niets gezegd. |
10.
Welke was de inhoud van dien eed? |
Antwoord: Dat heb ik niet verstaan. |
11.
Hebt gij den Veldcommandant Nel ook gezien? |
Antwoord: Ja, bij de post van Van Aart. |
12.
Wat is die komen doen? |
Antwoord: Dat weet ik niet, maar ik meen dat Bezuidenhout met hem gesproken heeft. |
13.
Hebt gij ook gezien dat er iemand de stang van 't paard van denzelven heeft aangevat om het te beletten van heen te gaan? |
Antwoord: Neen, ik stond achter af. |
Aldus &c. 22 December, 1815.
Als Gecommitteerdens:
P. Diemel.
W. Hiddingh.
(Get:) Willem Adriaan Nel.
Mij present:
G. Beelaerts van Blokland.