| |
| |
| |
No. 24.
R.R. Minuten. 22 december, 1815.
Artikelen, &c.
Andries van Dijk, gedetineerde, &c.
1.
Hoe is uw naam, ouderdom, geboorteplaats en woonplaats? |
Antwoord: Andries Jacobus van Dijk, oud 23 jaren, geboren aan de Blauwekrans in Baviaansrivier, en woonachtig aldaar; maar ik ben voor eenigen tijd gekomen bij mijn vader, die bij Barend de Klerk aan Bruintjeshoogte woont, om te helpen ploegen. |
2.
Hoe zijt gij bij die verzameling van gewapende menschen gekomen? |
Antwoord: Ik was in het veld, en te huis komende bij Barend de Klerk, vond ik daar Hendrik Prinslo, welke daar gebracht was; en op zijn verzoek heeft mijn vader mij met een boodschap gezonden naar de weduwe Willem Prinslo, schoonmoeder van genoemden H. Prinslo, welke woont op een plaats, doorgaans genaamd De Kleine Plaats, welke boodschap behelsde dat zij haar dochter, de vrouw van Hendrik Prinslo, moest laten afhalen van de plaats van zijn vader. Die boodschap heb ik wezen doen, en terwijl ik in den nacht weder naar B. de Klerk reed, zijn er eene geheele partij menschen, die ik niet kende, mij ontmoet, en gelast mede te rijden; toen het dag werd heb ik Johannes Bezuidenhout gekend, welke zeide dat ik geen trede van hem moest vandaan rijden. Er waren tien of twaalf. |
3.
Wie waren daar meer bij? |
Antwoord: Theunis de Klerk, en Piet Erasmus, Piet zn. Er zijn nog anderen dien nacht aan de Roode Wal bij ons gekomen, |
| |
| |
|
waaronder mijn broeder, Frans van Dijk. De anderen heb ik niet gekend. |
4.
Hoedanig zijn Johannes Bezuidenhout en Theunis de Klerk bij elkander gekomen? |
Antwoord: Dat weet ik niet. |
5.
Waar hebt gij die menschen in dien nacht ontmoet? |
Antwoord: Dicht bij het huis van de weduwe W. Prinslo; daar hebben zij mij in het pad opgehouden, terwijl een gedeelte van hen naar het huis is gegaan, en na eenigen tijd vertoevens weder gekomen. |
6.
Weet gij niet of Willem Prinslo, W. zn., dien avond ook is mede gereden? |
Antwoord: Dat weet ik niet, maar den anderen dag, 's morgens, heb ik hem ook gezien. |
7.
Was hij tehuis toen gij dien avond bij zijn moeder zijt geweest? |
Antwoord: Neen: Zegt nader. Ik heb hem daar niet gezien. |
8.
Hebt gij aan zijne moeder niet gevraagd waar hij was? |
Antwoord: Neen. |
9.
Waar zijt gij met die menschen naar toe gereden? |
Antwoord: Naar de Roode Wal, naar de plaats van Louw Erasmus, daar was een geheele klomp menschen, als Barend de Lange, Hendrik Klopper, Johannes Prinslo, M. zn., de twee van den Nesten, Klaas Prinslo, M. zn., Willem Krugel, Piet Prinslo, bijgenaamd Kafferland, Fredrik en Okkert Brits, Gerrit Bezuidenhout. Gerrit zn., Abraham Bothma, Theunis Fourie, Stephanus Grobbeler, Leendert en Adriaan Labuscagne, Lucas van Vuren, Frans Smit, Andries Meijer, Theunis Mulder. |
| |
| |
10.
Hoe is Johannes Prinslo, M. zn: daar gekomen? |
Antwoord: Die is met mij tezamen daar gekomen; hij was in den nagt bij mij gekomen. |
11.
Hoe is Hendrik Klopper, Hendrik zn: daar gekomen? |
Antwoord: Dat weet ik niet. |
12.
Hadt gij een geweer? |
Antwoord: Ja, Johannes Bezuidenhout heeft mij een geweer, en kruit en lood, gegeven. |
13.
Wat moest gij daar mede doen? |
Antwoord: Dat weet ik niet, hij heeft het mij zoo maar gegeven. |
14.
Waren die andere menschen ook gewapend? |
Antwoord: Ja. |
15.
Wat was het oogmerk van die menschen? |
Antwoord: Dat weet ik niet; ik was ontsteld. |
16.
Wie was 't hoofd of bevelvoerder over die menschen? |
Antwoord: Dat weet ik niet, maar de provisioneele Veldcornet, Willem Krugel, was daarbij. |
17.
Hoe lang zijt gij daar gebleven? |
Antwoord: Dien morgen zijn wij daar vandaan gereden, naar den anderen kant der plaats van W. van Aart; maar ik weet niet wat zij daar gedaan hebben; doch ik heb gezien dat zij rapporten naar huis hebben gestuurd, en om Hendrik Prinslo hebben laten vragen. |
18.
Door wien hebben zij laten vragen om H. Prinslo? |
Antwoord: Door een man, maar wie 't was, weet ik niet. |
19.
Welk antwoord hebt gijlieden gekregen? |
Antwoord: Dat weet ik niet; maar toen is weder een man gezonden, welke met den Veld-Commandant Nel is terug gekomen. |
| |
| |
20.
Wat is er toen met den Veld-Commandant Nel gebeurd? |
Antwoord: Dat weet ik niet, maar ik heb hem zien wegrijden, ik heb agter een boschje gezeten. |
21.
Wie heeft met hem gesproken? |
Antwoord: Johannes Bezuidenhout, maar of anderen ook met hem hebben gesproken, weet ik niet. |
22.
Hebt gij niet gezien dat iemand zijn paard bij de stang heeft gevat? |
Antwoord: Neen. |
23.
Hebt gij niet gezien dat na zijn vertrek door de menschen een kring is gemaakt? |
Antwoord: Ja. |
24.
Wie heeft daar in t midden gestaan? |
Antwoord: Willem Krugel. |
25.
Wat is er in dien kring gebeurd? |
Antwoord: Ik weet dat niet. |
26.
Is daar niet een eed of belofte gedaan? |
Antwoord: Dat weet ik niet, ik was agter 't bosch bij een klomp paarden. |
27.
Hebt gij niet gezien dat eenigen in dien kring den hoed hebben afgenomen? |
Antwoord: Neen. |
28.
Wat is er verder gebeurd? |
Antwoord: Wij zijn daarna weggereden door de Visch Rivier bij Louw Erasmus in Kafferland, en onder weg afgezadeld; en twee of drie dagen daar gebleven zijnde, zijn wij, boven door, weder teruggekeerd naar Slagtersnek. |
29.
Zijn er in dien tusschentijd geen brieven bij ulieden gekomen? |
Antwoord: Ik weet niet als één brief van Hendrik Prinslo, die Majoor Fraser zoude gezonden hebben om te laten zien wat hij geschreven had. |
| |
| |
30.
Wat was de inhoud van dien brief? |
Antwoord: Dat weet ik niet, ik heb er niet naar gevraagd. |
31.
Hebt gij ook niet gehoord waar de Kaffers waren? |
Antwoord: Neen. |
32.
Was uw geweer geladen? |
Antwoord: Neen, maar Johannes Bezuidenhout heeft mij aan den Rooden Wal gelast van 't te laden. |
33.
Hebt gij 't zelve toen geladen, en waar mede? |
Antwoord: Ja, met een kogel. |
34.
Had hij meer geweren bij zich om uit te deelen? |
Antwoord: Dat weet ik niet, 't was een geweer dat een kleine zoon van hem had, die bij hem was, en die had ook nog een voor hem zelve. |
35.
Wat is er op Slagtersnek gebeurd? |
Antwoord: Niets als dat de Landdrost Cuyler daar gekomen is, en sommigen zijn naar onderen gereden en anderen naar huis. |
36.
Bij welke zijt gij geweest? |
Antwoord: Ik ben eerst afgekomen naar den Landdrost Cuyler, en ben vervolgens weggereden naar mijn schoonvader Jan de Lange, waar ik geslapen heb, en van daar naar huis bij Barend de Klerk, en den volgenden dag naar den Adjunct Landdrost Van de Graaff. |
37.
Waarom zijt gij, na te zijn afgekomen, zonder mijne permissie weggereden? |
Antwoord: Omdat ik bang was, terwijl ik bij die menschen geweest was. |
38.
Zijt gij uit eigen beweging naar den Adjunct Landdrost Van de Graaff gereden, of op aanrading van anderen? |
Antwoord: Uit anderen. |
| |
| |
39.
Moet gij niet erkennen door u bij die oproerige menigte te hebben opgehouden, kwaad gedaan en straf verdiend te hebben? |
Antwoord: Ja, daarom was ik ook bang. |
40.
Wat hebt gij tot uwe verschooning of verontschudiging in te brengen? |
Antwoord: Ik weet niets meer. |
Dit + is 't merk van Andries Jacobus Van Dijk, verklarende niet te kunnen schrijven.
(Get.) G. Beelaerts van Blokland,
Secretaris.
Aldus &c., 22 December 1815.
Als Gecommitteerdens:
P. Diemel.
W. Hiddingh.
|
|