Q 2. No. 1.
Herziening.
Verscheen voor de Speciale Commissie van Rechtspleging, de bovengenoemde Frederik Touchon, die verklaarde, nadat zijne bovengemelde getuigenis hem klaar en duidelijk was voorgelezen, er bij te blijven, niet begeerende dat er iets aan toegevoegd, of er van weggenomen zoude worden, uitgenomen alleen uit zijn antwoord op de derde vraag, ‘dat ofschoon hij nu al de gevangenen voor zich zag, hij echter die vier, die hem schenen te weten van den brief van H.F. Prinslo, niet konde herkennen;’ en verder in zijn antwoord op de vierde vraag, ‘Dat toen hij de eerste keer met een boodschap bij de rebellen geweest was, hij Faber niet had gezien, maar een ander persoon voor hem had aangezien, namelijk Lucas van Vuren, dien hij naderhand gezien hebbende, dacht de Faber te zijn die naar Kafferland was gereden.’
Ter bekrachtiging van de waarheid van alle welke, de getuige deze solemnele woorden sprak:-
‘Zoo helpe mij God Almachtig!’
In tegenwoordigheid van al de gevangenen, en van de gedaagden successievelijk ontslagen in den loop van deze vervolging, onder belofte van hand en woord, ten getale van? Welke allen verklaarden geen kruisvraag te hebben om aan den getuige te doen.
Gedaan te Uitenhagen, den 12den Januarij, 1816.
(Get:) F. Touchon.
Commissarissen,
(Get:) } P. Diemel,
(Get:) } W. Hiddingh.
In mijne tegenwoordigheid,
(Get:) G. Beelaerts van Blokland.