| |
| |
| |
[V]
Weg, na groeten van Lammy en Ria en enig praten over de voor een groot deel mythische mérites van paarden, waarbij als bij wijn de kenner voor de eigenschappen uitgaat. Vooral Ria stond sterk in haar vooroordelen maar, zoals Everard sinds lang geconstateerd had, die vooroordelen waren van een vrij bescheiden soort. Ze verachtte niet alle manègepaarden. Wij zijn allemaal bescheiden, we zijn een bescheiden gezellige familie, leve de oorlog, waaraan wij dit helaas te danken hebben. Maar de familie is uit elkaar aan het vallen, sommigen zijn minder bescheiden dan anderen. Ik zal wel bij de bescheidenen blijven naar het er uitziet. Maar nog zijn onze ‘dure’ partners trots erop, dat zij op ieder Tamquambal met dezelfde avondjurk verschijnen. Geen zwarte handel in de familie. En duur in de letterlijke zin des woords zijn ze ook niet meer. Wij geven ze geen Edwardiaanse dîners met zeven gangen, acht wijnen en twee liqueurs meer vóór het concert begint. Maar iedereen spreekt alsof het nog wel gebeurde, dat is juist de charme ervan. Zou het werkelijk gaan gebeuren, dan was de charme eraf. De illusie is alleen een conversatieonderwerp, maar niemand verlangt terug naar de rijke dagen. Misschien wel in het geruste besef dat ze terugkeren. Voorlopig staat het dan goed het weeldevertoon van Achterhaastrecht te honen, maar niemand zal een uitnodiging weigeren voor een feest daar of in het tribuut - van - studenten-materiaal-brengend achterland. Betrekkelijk arm zijn met betrekkelijke gratie. Voor sommigen;
| |
| |
hoe mooi als dat zo kon blijven, voor de meesten waarschijnlijk al; als het maar niet te lang duurt.
...en tast de freules daar
achter tuinkabouters rond Oud-Wassenaar.
Dit uit een groenenlied gezongen op de wijs van ‘Paper Doll.’ Niet fraai gerijmd, maar de ingewijde prefereert toespelingen boven zinsbouw. En zo zijn we ingewijd ‘on the side’. In de kille zoals men die graag ziet.
Het gecombineerde Tamquam- en Armabal met Nancy. Ik had rijst gekookt met vlees en tomaten en paprika. Twee matrassen naast een pakkist, kaarsen. Een romeins dîner noemden we het. We lagen aan. Een avondjurk komt daarbij beter tot zijn recht dan een rok. En ik had ook gekookt dus daarna de rok pas aangetrokken. We hadden zelfs geen fles Antar. Of was die toen nog niet te krijgen? Toen had Arma Virique in een zijzaaltje die bestiale beroemde boogie-woogie pianiste. Ze had blijkbaar een manicure van cement. En als versiering hadden ze geweren in rotten neergezet. Niemand kwam er behalve zijzelf, de Viri met de tressen en de pluimen. Ik had wel leedvermaak. Net goed als men kadetje van Saint Cyr wil spelen. Ons laatste bal voor de held kwam. En wat voor een held! Na een week waren ze verloofd en was hij in quarantaine om naar Indonesië verscheept te worden, of hoe die regeling ook is. Maar de verloving is nog in de ijs- | |
| |
kast. Na al die geïmporteerde pasklare helden... Trees heeft een Canadees... moest men eigen teelt helden hebben. Van bezetten tot bezeten bezetters.
Nee, zelfs bij alle bescheidenheid, alle verwerping van ongepast geld, was er al verdeling. Er was toch al het kolonialisme contra het betrekkelijk fatsoen. Bij een van mijn smeekbezoeken aan Nancy lag er over haar divan een hele vlinderzwerm anti-Linggadjati speldjes. Het stond nog aardig ook, al dat groen en oranje op het nondescripte roodbruine kleed. Ze was ze n.b. zelf aan het maken, alsof het een liefdadig doel gold. Liefdewerk, oud patriarchaat. Toen ze niet keek heb ik uit dégoût een stuk of vijftig ervan in mijn zakken gestopt. Die konden dan tenminste niet meer vertoond worden. Het was wat moeilijk later de zak leeg te krijgen, vanwege de spelden. Maar ik heb me niet geprikt. Imperialistisch wapengeweld had geen vat op mij!
Ik was daarbinnen helemaal vergeten wat voor weer het was. Magere boompjes krom; op oude photo's heeft deze gracht hoge oude bomen, die over het water hangen en boven de huizen uitsteken. Jammer dat die weg zijn. Ondanks zijn vermaardheid is deze gracht kaal. Wat zou hem kaal gemaakt hebben? De iepziekte? Een mooi woord. Om te schrijven met een psi. De kreet van een exotische vogel. Of een vogel uit een ballade. A ballad-bird.
De vogel zat zo droef op zijn tak
en zong íepsiekte, íepsiekte, íepsiekte.
Gedecideerd Scandinavisch, Kaempeviser. De vogel
| |
| |
voorspelt dat de jonge held zal sneuvelen of de koningin door haar om onbegrijpelijke redenen vertoornde echtgenoot onder de toren opgesloten zal worden of eenvoudig vermoord.
Maar wat ter aarde rijmt er op iepziekte. In het Nederlands of iets anders.
Fuglen sad paa kvisten og sang:
Ipsikte, ipsikte, ipsikte.
Wordt er niet mooier op in het Deens en het metrum anders. Ik weet zo geen goed woord voor droef. Haal de droefheid uit balladen en er blijft niets van over. Haal de droefheid uit het dagelijks leven en het zou eindelijk eens de moeite waard zijn. Sommige lieden met nobele gevoelens zullen ongetwijfeld zeggen dat ik me hierin geheel vergis, maar mij lijkt het experiment even loffelijk als onmogelijk.
En weer zijn er de koppen op de golven, woest als leeuwen op tegels, azulejos der belagers in de tachtigjarige oorlog. My Nancy with the laughing face. Dat was het niet, ze had een pruil (wat is het substantief bij pruilen?) over zich, soms als een kindvrouwtje, pas daarvoor op, zoals de populaire term luidt, alsof je op kon passen als je niet zo geboren, geconditionneerd in je eerste drie levensjaren, was, en juist door zo één. Het mannenvretend kindvrouwtje, in het latere stadium, dat wij allen vroeg leren kennen of wij leven niet. De mater anthropophaga. Nancy kon een menseneetster worden, maar ze moet nog wachten als ze wachten wil. Ze sprak inderdaad over ‘de man die de vader van
| |
| |
je kinderen moest worden.’ Zeer beledigend voor de man. Werktuig, tool, they say, have you got a big tool? ‘Pas op, ik heb een stenen hart,’ zei ze bij een van onze eerste ontmoetingen. Mijn eerste bezoek bij haar, inderdaad, ze lag te zonnen op de veranda van dat huis op de singel voorbij de manège, de singel waar ik mij nu van verwijder. Het huis had een slechte reputatie, wat dat ook mag betekenen bij de spraakmakende idioten hier. Ja, ze bedoelen dat er meisjes wonen die met mannen, met ons naar bed gaan! Gut, gut, alsof er niet in onberuchte huizen woonden, die met iemand naar bed gaan. En met nog iemand anders. Maar het staat hier nu eenmaal goed in termen van prostitutie te denken.
De oude legende, dat je tegen snorder Oestervoer een bepaald adres kunt fluisteren en dan brengt hij je naar een pttx-huis, waar een discrete bordeelhuishouding op touw gezet zou zijn. Maar niemand weet dat adres. Iedereen weet daarentegen het adres van tante Aat in de stad waar ik ten traditionelen onrechte woon, al kwijnt ook tante Aat, maar zij is deel van onze onvolkse folklore. En tot die weken na het fatale evenement had ik een kamer in een zij straat van de singel hier. Met een oud opklapbed uit mijn nauwelijks ouderlijk huis in de oorlog. Een jeugdbed en getuige van veel smachten. Dit is een decasyllabe, vijf iamben, blank verse. What a nice blank my mind would be if I could think of nothing but these technicalities. Words, words, words. Feed me words and I'll spit in your face.
| |
| |
Nobody feeds me anything else and I haven't spat in their faces yet. But my day will come. Every dog will have its day.
Sommige woorden onthoud je. Dat opklapbed zou minder smachten kennen. Nancy zat erop, want het was de enige ook maar enigszins gemakkelijke zitplaats in de kamer. Het zakte geweldig door en ze zei: ‘Ik voel me als een baby in een box,’ hetgeen me bijbleef. Ik was geroerd. Te veel, of te weinig. Waarschijnlijk het laatste, als je zo zelden ontroerd bent, merk je het zo, als het gebeurt. Het is zo'n luxe. De kennismaking en het samen liggen in het doorzakkende opklapbed was ongemengd aangenaam en kort. Het eind plotseling en onaangenaam, maar van mijn kant geen eind te noemen. Het eind sleept zich voort, of het sleept mij voort; een onaangename manier om ouder te worden.
Daarboven strijkt de wind om en door het torentje van de nonnen. Ik ga over de boogbrug, die de wind platte vlakken en plotseling onderbroken rimpelwaaiers laat maken naast zijn boog. Nu naar beneden, voor de wind de steeg in. Ik rol bijna tegen de kwartcylinder aan.
Gerrit is er nog steeds niet. Dat is het kenmerk van de anderen, ze zijn er niet. Dit is een generalisatie die merkwaardig opgaat. Hoe kort was het geleden, toen Nancy haar koloniale held ontmoette, dat een deel van haar lichaam een deel van het mijne omsloot, met pleizier en vriendschap (wat is er meer te verwachten?). Nog geen acht uur. En toen ze zich baby in box
| |
| |
verklaarde omdat ze maar net over de randen van het opklapbed, waar overigens het opklapmechaniek nutteloos van was, want dat lage muurtje onder het dak was geen plaats om op te klappen, heen kon kijken, was ze intacta. Dat wekte verbazing en zelfs ongeloof bij degene met wie ik erover sprak. Kiss and tell. Het hoort niet, maar het is bijna mos, among those that haven't got prostitution on the brain. We are few, de anderen bekijken ons met een zeker wantrouwen.
Ach, de man die ik eens op een dronken moment vroeg, bij een receptie, nog wel, of hij ooit met een meisje dat hij goed kende naar bed geweest was. Hij zei wat men in zo'n geval blijkbaar wordt geacht te zeggen: ‘Dat is zo slecht voor het meisje!’ maar het kostte hem enige moeite het uit te brengen en aan de zedelijke verontwaardiging kwam hij niet toe. Het perfecte slachtoffer voor deze flauwiteit. Het was bij een w.c. en bij een van die verlovingsrecepties die er ook bij horen. Als de verloving afraakt heb je tenminste de receptie gehad. Ik had ook wel willen recipiëeren met Nancy. Mooi paar, als iemand het had willen zeggen: Just the right height above her.
De achtste cylinder is nog in te drukken. Duisternis en de lucht van tabak. Een intens droge lucht. Sigarenboer moet een bijzonder dorstig beroep zijn. En waarom is mijn hoofd zo nat? Niet mijn ogen. Ik stort niet zo gauw tranen, hoewel ik me er soms wel aan toe voel. Natuurlijk. Ik heb die beroerde hoed ergens laten liggen. In de manège? Nee. Moet wel op de zaak zijn.
| |
| |
Hier kan mijn verkoudheid wel bij varen en ik slecht. Hoe staat het er trouwens mee, meestal maakt de manège alles erger, door het stuiven dat de neus prikkelt en het zweten dat doet huiveren als je weer buiten komt. Goede oude sport! Geen gedoe met douches en zo. Je verschijnt gekleed tot aan je kin. Plastrondas en vest, als het hoort. Handschoenen en hoed. En je gaat in al je zweet naar huis. It isn't a game, it's a way of life. Daar houden wij het trots op, but it isn't our way of life. Het gaat overigens wel met de verkoudheid, neus en keel vrij klaar, voorhoofd niet te zwaar.
De zwarte laarzen voor hun okeren décor, zo symmetrisch mogelijk, de rijbroek over de stoel. Weet de correcte manier niet om die dingen op te vouwen. Die rondstaande flap zal er wel iets mee te maken hebben. Er schijnen jodhpurs te komen zonder. Heel goed, deze flankering van eerste en laatste kwartier geeft een onmogelijk silhouet. Weer kleren!
Nu de zwabberbroek van na de Franse revolutie weer aan. De opluchting onmiskenbaar. De lage schoenen. Ligt hier soms die beroerde hoed? Nee, zoals te verwachten.
Regenjas weer aan. Donkere gang overtasten, nauwe, oude, weggedrongen trap af en sterk ruikende winkel door. Achtste cylinder naar binnen en winderige straat op: A long way from home. What is home, anyway? Along way away. Never knew it. The past is not much of a background. Wapen in de ring is altijd aardig, meubels uit het ouderlijk huis zijn beter. Met pleizier
| |
| |
herinnerd ouderlijk huis nog beter. Ouderlijk huis waar men aangename weekends doorbrengt is het beste. Niet ideaal misschien, maar het is iets om naar te verlangen als je het niet hebt. En ik heb niets behalve het eerste van deze reeks. Een basis! Nog geen halve vierkante centimeter groot.
Hij strekte zijn hand vooruit, zodat de oppervlakte van de gesneden steen approximatievelijk horizontaal kwam te liggen.
Mijn basis! Mijn gebied in de wereld. En alles daarboven leer van de luchtkolom. In die luchtkolom kan men zich niet roeren. Hetgeen een duidelijk beeld mag zijn van de behaaglijkheid van mijn verblijf op aarde. Verblijf op aarde. Alsof er een verblijf elders bestond. Not bloody likely. Wij kunnen deze luchtkolom, nauw als zij is, ook in aanmerking nemende dat alle luchtkolommen afgeknotte kegels zijn, maar alle juridische noties zijn ongetwijfeld gebaseerd op een platte aarde, vullen met de trillingen van het westelijk dialect, ten onrechte algemeen beschaafd Nederlands genaamd, en dat is de som onzer pretenties. Wat zeg ik? Wat denk ik? Een dun staafje lucht, weg als ik mijn hand weer in een minder kunstmatige houding breng. En dat geeft ook een juister idee van de ware situatie. Een burgerlijk wapen is zelfs niet wettelijk beschermd. Siebmacher... poios, vergeten hoe de zeer geforceerde titel van deze 18e-eeuwse gravurencompilatie is. Wat is zeef in het Grieks? Wettelijke bescherming! Daar heeft men bijzonder veel aan. Ha, ha, mag ik wel zeggen.
| |
| |
Terug naar de loeiende massa van de oudste kerk hier ter stede. De wind buiten is sterker dan de wind des geestes binnen.
Loeit, kerken loeit, er is niets anders te doen.
Als ik nu links afsla, diagonaal over dit plein, ten... welke windstreek is dit? Ten westen van deze kerk. En die zeer korte steeg doorga, dan ga ik onder de ramen door waarachter Hélène in vergadering bijeen is. Dit is onzin. Door een vergadering omsloten is. Boven de koetsier, wiens merrie de begeerte van Tippy - zure hengst, maar ik heb hem geroskamd in de nog moeilijker dagen vlak na de bevrijding toen er nog geen stalknechten waren - opwekte. Begeerte, dat woord is misplaatst, wij mogen wel zeggen liefde, want de hippischerwijs gesproken socialiter hoger geplaatste merries van de manège lieten hem koud (de snordersstal kwam uit op dezelfde binnenplaats).
Ik houd rechts. Het is iets verder naar de zaak, maar de tantalisatie is geringer. Hetgeen ook niet waar is, want ik denk evenveel aan Hélène. Jonkvrouwe Hélène van Gawijzend, hoe Achterhaastrechts, maatschappelijk, gezelligerwijs, ongeveer evenzeer gefundeerd als ik, op haar ruitvormige schild en welk een troost. Gedeeld leed is dubbel leed, gelijk bekend verondersteld mag worden. Son Canadien (Vive la Canadienne, vole mon coeur, vole) zal niet weten wat freule betekent, mogen wij hopen (it might spoil a lot). Het is hoe dan ook een afschuwelijk germanisme.
De schepen van Aeneas veranderden in nymphen.
| |
| |
Dat werd hem duidelijk op een rustige nacht. De maan maakte een lichtbaan over de zee naar de westkust van Italië. Vergilius heeft toch iets. Maar mijn nymphen, vrouwen aliquo modo, worden schepen. Het schip naar Indonesië (ons Indië, may she be wrong, voor Nancy, damn her) heeft Nancy geabsorbeerd. Hélène zou graag opgaan in een schip naar Canada, maar zij ziet het nog niet, ik ook niet. Nymphs are ships and ships are nymphs. Statistiek van twee voorbeelden.
Rechts van de kerk, in deze straat zo vrij van trottoirs en tot nu toe van andere euvele innovaties. Eén zijsteeg rechts naar de kerkdeur. Rechts het boekenantiquariaat waar ik veel kijk en nimmer koop. Dan het pleintje met zijn keiplaveisel, soms baksteen bij de huizen, maar geen trottoir, o nee. De verwarde wind bestaat uit wat afvalt van de grote stromen die boven de daken splijten om de kerk, zich krullen om de kerk. Ander afval komt in de architectonische inhammen terecht. De zwakke broeders. Maar één van die blaast me nu bijna omver.
Die kerk daar achter me zeilt weg als een hoog schip. Een linieschip met drie dekken. Als de Victory in Portsmouth. En als ik niet kijk gaan de geschutspoorten op en kijken al de vrouwen van mijn leven, heden, verleden en toekomst, eruit. Niet uitnodigend, nee, welbeschut, tegen mij. Geen drijvend bordeel, ook geen drijvend klooster. Ze zijn allemaal op weg naar andere mannen. Wat terecht mocht heten als de
| |
| |
resultaten van iets ter wereld ooit terecht waren. Wat een verschil met de wezens die uit de maanbaan over het dek voor Aeneas ogen gleden, heel ijl, ze waren dan ook zo weer weg, al mochten ze hem blijkbaar wel. Aeneas had zijn schepen niet achter zich verbrand, daar was hij te besluiteloos voor, de schepen hadden zich zelf weg veranderd. Hij had alleen Dido achter zich verbrand. Dat doen wij besluitelozen wel vaker, al weten wij het zelf niet.
Ik verwijder me alleen maar van een holle kerk, maar enige streken achter midscheeps aan bakboord reilt en zeilt Mademoiselle de Lespinasse. Kan ik niet naar een huis vol vrouwen dan ga ik naar één vol mannen voor de tweede keer vandaag, heel gewoon. Waar wij gevormd worden tot leidende figuren in de maatschappij, ha, ha. Waar wij een stijl en optreden opdoen die ons voor ons hele leven zal kenmerken. Het is te hopen dat er iets van komt.
|
|