Curriculum vitae
Wies van Leeuwen werd geboren te Luyksgestel op 16 juli 1950. Na het behalen van het diploma h.b.s.-A aan het Rythoviuscollege te Eersel volgde hij de opleiding tot onderwijzer. Van 1973 tot 1982 studeerde hij kunstgeschiedenis aan de Katholieke Universiteit Nijmegen onder F.G.L. van der Meer, E.F. van der Grinten en P. Singelenberg met als hoofdvak architectuurtheorie van de negentiende eeuw, in het bijzonder de opvattingen over bouwkunst, symboliek en monumenten van J.A. Alberdingk Thijm.
Al tijdens zijn studie inventariseerde hij een deel van het kerkelijk kunstbezit in het Bossche bisdom. Tussen 1983 en 1986 verrichtte hij aan de KUN onderzoek naar architectuur en geschiedenis van de kloosters te Nijmegen vanaf 1800, hetgeen in 1989 resulteerde in een reeks bijdragen in Een veelkleurig habijt. Kloosters in Nijmegen in de negentiende en twintigste eeuw.
Vanaf 1979 is hij werkzaam bij de Provincie Noord-Brabant belast met de opzet en uitvoering van de Cultuurhistorische Inventarisatie Brabantse Monumenten. Vanaf 1988 is hij projectleider van het Monumenten Inventarisatie Project en vanaf 1991 van het Monumenten Selectie Project. Hij was onder meer redactielid van het Bulletin KNOB en het tijdschrift Kunstwerk van de Organisatie Studenten Kunstgeschiedenis te Nijmegen. Sinds 1974 is hij redactie-lid van de publicatie-band van de Stichting Oude Gelderse Kerken. Vanaf 1982 werkt hij mee aan de wekelijks verschijnende Kroniek van de Kempen.
Hij publiceerde onder meer over Brabantse architectuur vanaf de middeleeuwen, theorie en praktijk van de neogotische architectuur en sculptuur, de restauratie van monumenten in verleden en heden en de geïllustreerde monumentenbeschrijving. Tevens werkte hij mee aan de tentoonstellingen ‘Naar gothieken kunstzin’ (1979) en ‘Hendrik van der Geld en de neogotiek’ (1989). Als oprichter en voorzitter van het ‘Cuypers-Genootschap’ ijvert hij sinds 1984 voor onderzoek en behoud van jongere bouwkunst. Hij organiseerde in 1993 mede het internationale symposium ‘Het schilderachtige’ te Leiden.