Christelijcke plicht-rymen om te singen of te leesen
(1648)–Cornelis de Leeuw– AuteursrechtvrijZangh: Nae dien u God'lijckheydt.
WAnneer ghy min vertrouwt
Op Godt, dan op u Goudt,
Hout dat voor een vast teecken;
Dat u de gierigheyt
Gantsch en al heeft doorsteecken;
En in u Boesem leyt.
2 Wanneer ghy in u hert
Voelt overgroote smert,
Als ghy u gelt moet derven:
| |
[pagina 189]
| |
En of u saligheydt
Dan gheraeckt was tot scherven;
Leght vol mistroostigheydt.
3 Wanneer ghy niet en gheeft,
Aen die van nooden heeft
Den rijckdom uwer gaven,
Als ghy voor u alleen
Hout u goet of u haven;
En niemant maeckt ghemeen.
4 Of soo ghy wat goets doet
Met een bedroeft ghemoet
Van 't u, u naesten seghent:
En hem die tot u schreyt
In sijn noot bitz bejeghent,
Niet met, medooghentheyt.
5 Wanneer ghy meerder hoort
Nae 't gheen, dat ghy behoort
Te doen, om gelt te winnen;
Dan nae des Heeren Wet,
Dat ons Godt leert beminnen
En wil een reghel set.
6 Als gh' in Godsdienstigh werck
Of in Gods Heyl'ghe Kerck
Wel komt om Godt te vreesen:
Maer evenwel u ziel
En u sinnen laet wesen
Daer meest u winningh viel.
7 Wanneer dat u den dagh,
In welck u hant niet magh
Winst doen; u valt te langhe
Schoon dat ons ov'righeyt
Tot ghebeden, lofsanghen
Die wel heeft aengheleyt.
8 Wanneer ghy scherp van Gheest
Zijt, om het allermeest
In koopmanschap te winnen;
| |
[pagina 190]
| |
Doch dom in het bevroen,
Hoe ghy Godt moet beminnen;
En u tot deughden spoen.
|
|