Alle de brieven. Deel 14: 1701-1704
(1996)–Anthoni van Leeuwenhoek– Auteursrechtelijk beschermdKorte inhoud:Begeleidend schrijven bij L.'s volgende Brief 231 [142] van 6 december 1701 aan John Somers. | |
Opmerkingen:Op het omslag heeft L. eigenhandig de volgende adressering geschreven: To Mr Hans Sloane Secretarij of the Roijall Societij. London. | |
Letter No. 230
| |
Summary:Letter accompanying L.'s next Letter 231 [142] of 6 December 1701 to John Somers. | |
Remarks:On the cover L. has written with his own hand the following address: To Mr. Hans Sloane Secretary of the Royall Society. London. | |
Delft desen 6. decemb. 1701
Mijn HeerGa naar voetnoot1.
Ik hebbe UE. seer aangenamen vanden 7e der voorledene Maant wel ontfangenGa naar voetnoot2, ende daar inne gesien, dat de Coninklijke Societeit, een goet behagen in mijn doen, en voornemen hadde; en UE refereert sig vorder tot de Nevens gaande Brief door sijn Lordschip SomersGa naar voetnoot3, aan mij geschreven, die mede niet en behelst als boven gemene (dog onverdiende) beleeftheden en dankbaarheijt. Ik blijf soo aan UE. als aan de gantsche Coninklijke Societeit, ten hoogsten verpligt. Ik hebbe ook mijne dankbaarheijt, aan de Lord Somers hier nevens gaandeGa naar voetnoot4, laten toe komen, de figuureGa naar voetnoot5, ende ontdekkingen ontrent de Dierkens inde Mannelijke Zaaden van jonge Haanen toe gesonden, en sal onder des blijvenGa naar voetnoot6.
Mijn Heer. UE: Onderdanige Dienaar
| |
Delft, the 6th of December 1701
Dear SirGa naar voetnoot1, I have duly received your very welcome letter of the 7th of last monthGa naar voetnoot2, and saw from it that the Royal Society was pleased with my doings and plans; and you further refer to the enclosed letter written to me by his Lordship SomersGa naar voetnoot3, which letter also contains nothing but extraordinary (but undeserved) civilities and gratitude. I remain greatly obliged to you as well as to the entire Royal Society. I have also expressed my gratitude in the enclosed letter to Lord SomersGa naar voetnoot4 and sent to him the figure and the discoveries about the animalcules in the male seed of young cocks, and I remain meanwhileGa naar voetnoot5,
dear Sir, your obedient servant
|
|