Alle de brieven. Deel 3: 1679-1683
(1948)–Anthoni van Leeuwenhoek– Auteursrecht onbekendGepubliceerd in:Geen publicatie bekend. | |
Korte inhoud:Informatie of de brief van 13 Mei 1680 en die van 14 Juni 1680 over de bloedvorming, de Royal Society hebben bereikt; aankondiging van verdere onderzoekingen over genoemd onderwerp. | |
Letter No. 63.
| |
Published in:No publication is known. | |
Summary:Inquires whether the letter of May 13th 1680 and that of June 14th 1680 about the formation of blood has reached the Royal Society, and promises further investigations into this subject. | |
D'Hr Robert Hooke
Delft in Holland den 9e Augustij 1680.
Mijn Heer.
Jk heb met mijn missive vanden 13. Meij, met een dankbaer gemoet erkent, de over groote eer, die de Konincl. Societeit, ende UEd: mij hebt aen gedaen;Ga naar voetnoot1) ende den 14e Junij UEd: toe gesonden, eenige observatien, beneffens mijn gedagten, waer mede ik mij inbeeld te verwerpen, dat nog Lever, nog Hert, het Bloet maekt,Ga naar voetnoot2) en alsoo ik nog eenige observatien hebbe gedaen, die mijn gevoelen daer omtrend seer versterken,Ga naar voetnoot3) soo heb ik goet gedagt, deselve UEd: niet toe te laten komen, voor en al eer ik verseeckert was, dat mijne voorgaende missiven, bij UEd: waren onfangen; en daer beneffens sal ik ook gaerne vernemen, hoe dat de geseijde observatien, en geringe consideratien,Ga naar voetnoot4) (soo deselve UEd: sijn toe gekomen) UEd: ende het Hoogh weerdige College vande Konincl. Societeit, die bevallen. afbreekende, blijve na onderdanige groetenisse, soo aende geseijde Konncl.(!) Societeit, en aen alle Heeren Philosophen.Ga naar voetnoot5)
Mijn Heer.
UEd: gansch ten Hooghst Verpligten Dienaer.
Antonj Leeuwenhoeck | |
Mr. Robert Hooke.
Delft, Holland, the 9th of August 1680.
Sir,
By my letter of May 13th I have thankfully acknowledged the very great honour which yourself and the Royal Society have conferred upon meGa naar voetnoot1). On the 14th of June I sent you a few observations and my considerations resulting in the rejection of the assertion that the liver and the heart make blood, which neither does. Also having made some observations which greatly strengthen my opinion on this subjectGa naar voetnoot2), I resolved not to send you these before I was assured that you had received my previous missives. I shall also be glad to hear how these observations and slight considerations (in case you have received them) please yourself and the Honourable Royal Society and all the Philosophers.
Your very obliged servant,
Antonj Leeuwenhoeck. |
|